‘Na een grote razzia in de fabriek, werd mijn vader met 800 anderen op de trein naar Westerbork gezet’
Tom, Zion, Lou en Nena vertellen het verhaal van Carolien van den Berg
Amsterdam-Noord
In de auto op weg naar het huis van Carolien van den Berg nemen Tom, Zion, Lou en Nena nog even de vragen door en zetten ze in de goede volgorde. Mevrouw van de Berg is geboren na de oorlog maar ze vertelt het verhaal van haar vader Bob van de Berg. Het is een heel spannend verhaal. Bob was een moedige man die heel veel geluk heeft gehad als Joodse jongen in de oorlog, dat hebben de kinderen wel geleerd. Hij heeft zelf een boekje geschreven over wat hij allemaal heeft meegemaakt en daar leest Carolien uit voor.
Hoe merkte uw vader dat de oorlog begon?
‘Mijn vader woonde met zijn moeder en acht jaar oudere broer Jo in de Waalstraat. Zijn vader was al ver voor de oorlog gestorven. Wij zijn allemaal Joods. Ze hadden erg weinig geld dus om een extra centje te verdienen had zijn moeder al vóór de oorlog van hun huis een soort pension gemaakt om Duitse Joden die hun land ontvluchtte voor Hitler toen al op te vangen. Soms waren er wel tien vluchtelingen in huis erbij. Hierdoor wist Bob al op vroege leeftijd wat er met Joden ging gebeuren. Dat was niet goed. Dat zag hij aan de martelsporen die de logés op hun rug hadden als ze gingen douchen. Hierdoor ook kon mijn vader best wel goed Duits praten. Toen de Duitse bezetters in mei 1940 Amsterdam binnen reden was hij 17 jaar en hij wist dat dat niet goed was. Vanaf mei 1942 moesten alle Joden een Jodenster dragen zichtbaar op hun kleding zodat het voor de buitenwereld duidelijk was wie er Jood was en wie niet. Mijn vader was best wel ondeugend en opstandig en in de bloedhete zomer van 1942 trok hij de ster van kleding en wilde gaan zwemmen in het De Mirandabad, met al zijn niet-Joodse vrienden. Op straat komt hij een Duitse bewaker tegen die hem vraagt; wat ga je doen? Gelukkig sprak hij vloeiend Duits en kon hij gewoon doorlopen en heeft de hele dag heerlijk gezwommen. Eigenlijk heeft hij die hele regel van de Duitsers aan zijn laars gelapt en zo is hij de oorlog doorgekomen.
Is uw vader ooit opgepakt of verraden?
‘Mijn vader was werkte bij de regenjassenfabriek Hollandia Kattenburg in Amsterdam Noord. Omdat ze daar in de oorlog militaire kostuums voor de Duitsers moesten maken, kreeg hij een ‘sper’ in zijn paspoort. Met een sper werd je als Jood met rust gelaten en werd je niet opgepakt. Op 11 november 1942 kwam er toch een grote razzia in de fabriek en werd mijn vader met 800 anderen op de trein naar Westerbork gezet. Hij zat in een coupé met 7 anderen en dacht alleen maar: ‘hoe kom ik uit deze trein?’ De administrateur van de fabriek zat bij hem en zei nog: ‘Niet doen, niet doen, dat wordt je dood!’. Maar zodra de trein wat langzamer ging bij een bocht ergens in de Veluwe, kroop hij door het raampje en sprong naar buiten. Hij viel zo met zijn hoofd op de rails en bloedde heel erg. De trein werd meteen stopgezet en mijn vader moest rennen voor zijn leven terwijl er op hem geschoten werd. Maar hij vluchtte de bossen in en ontkwam. Hij wist niet waar hij heen moest en ging naar de seinmeester bij het station. Van hem kreeg hij wat drinken en eten en stuurde hem naar de dokter voor zijn wond. Daarna ging hij terug naar Amsterdam. Ook dat was gevaarlijk. Hij zat naast een officier en als er een controle was, groetten ze zo van ‘Heil, Heil’ en zo kwamen ze veilig in Amsterdam aan. Thuis aangekomen, was zijn moeder er niet. Ze was gewaarschuwd en ook ondergedoken.’
Moest uw vader veel onderduiken?
‘Ja maar niet in Amsterdam, daar was het te gevaarlijk voor Joden. Mijn vader, Bob bedacht een heel slim spannend plan. Met een vervalst persoonsbewijs meldde hij zich om in Duitsland tewerkgesteld te worden. Wie bedenkt dat nou? Als Jood met een vals niet-Joods-paspoort naar Duitsland gaan, naar het hol van de leeuw. Hij ging er in een machinefabriek werken. Hij schreef soms een brief naar zijn moeder in de onderduik en door die brieven zijn ze Bobs moeder én later ook Bob op het spoor gekomen. !4 dagen later was Bobs moeder vermoord in een gaskamer. Bij Bob werd ook opgehaald door een nazi. Bob had toen bloedvergiftiging en had een wond en zijn arm in een mitella. Hij zei: ‘ik kan niet mee want ik ben ziek moet elke dag naar het ziekenhuis met mijn arm, kijk hier is het nummer, bel ze maar.’ De nazi belde en omdat het klopte zei de nazi dat hij naar het ziekenhuis mocht maar wel daarna meteen terug moest komen. Ik denk en hoop dat het een Duitster was die hem de kans gaf om te ontsnappen. Bob ging meteen naar het station om te ontsnappen naar vrienden in Baden-Baden. En weer doet Bob iets gewaagds. Hij vroeg aan een Duitse officier die naast hem stond hoe laat de trein naar Baden Baden ging. ‘Daar moet ik ook naartoe’ zei de officier. En zo zat hij uren naast de Duitse officier in de trein. Als de controleur langskwam deden ze de Hitler-groet en werd er verder niet gecontroleerd.’
Wat deed Bob toen de oorlog afgelopen was?
‘Na de oorlog ging Bob terug naar Amsterdam, naar de woning in de Waalstraat waar hij met zijn moeder en de kostgangers had gewoond. Toen hij er aanbelde deden andere mensen open, die zeiden dat het huis van hen was. Hij zag het tafelkleed van zijn moeder op tafel liggen en de vrouw die de deur opendeed had het pak van mijn oom Jo aan. Mijn vader schrok en wist toen dat zijn moeder er niet was en is meteen weggegaan. Pas een paar jaar later via het Rode Kruis heeft Bob gehoord wat er met zijn moeder en zijn broer Jo en zijn vrouw gebeurd was. Ze zijn alle drie vermoord.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.