‘Na de oorlog zag je pas weer lachende gezichten en lichtere kleren’


Louann, Marnix, Sixten en Tycho vertellen het verhaal van Els Burger
SpechtstraatAmsterdam-Noord

Met handenvol spullen komt de 83-jarige  Els Burger de Twiskeschool binnen. Ze heeft een map met foto’s en voedselbonnen bij zich en zelfs een kogelhuls.  In een knusse ruimte op school interviewen Louann, Marnix, Sixten en Tycho haar.

Hoe was het om als kind in de oorlog op te groeien?
‘Ik ben geboren in Amsterdam-Noord in de Spechtstraat. Mijn jeugd speelde zich af in de oorlog en dat was helemaal niet makkelijk. Mijn vader moest naar Duitsland om te werken, maar op een gegeven moment hoorden we niks meer van hem. Mijn oom, die was pas 19, is hem achterna gegaan om hem te zoeken, maar hij werd opgepakt en moest werken in een munitiefabriek. Hij probeerde daar te saboteren, maar dat werd ontdekt. Hij werd gevangengezet en mishandeld.’

Heeft u een bombardement meegemaakt?
In 1943 werd onze straat gebombardeerd. Mijn moeder was op de fiets eten aan het halen, dus mijn oma was bij ons. Mijn zusje en ik kropen onder de tafel en daarna naar de wc, want dat was het veiligste plekje. De deur zat helemaal vast, overal lag puin. Op een gegeven moment kwamen er mannen, arbeiders uit de buurt, en die trokken ons eruit. De helft van onze straat was gewoon weg.

Ging u naar school in de oorlog?
‘Op school zaten we met 41 kinderen in een klas, op houten banken. Er stond een kolenkachel in het lokaal en iedere dag kregen we een klein flesje melk om aan te sterken, want we hadden allemaal honger. Op foto’s uit die tijd zie je het goed: de kinderen droegen donkere kleren, afgetrapte schoenen en keken somber. Na de oorlog zag je pas weer lachende gezichten en lichtere kleren.’

Wat aten jullie tijdens de oorlog?
‘Eten was er bijna niet. Mijn moeder moest vaak op de fiets naar boeren om eten te ruilen. Soms gaf ze zeep of sieraden in ruil voor aardappelen of brood. Maar sommige boeren vroegen veel te veel. Uiteindelijk heeft ze ons naar Blijham gebracht, een dorp bij Winschoten, zodat we daar beter te eten hadden. Daar woonden we bij een vreemde familie. Het was even wennen, maar we kwamen er tenminste weer een beetje bovenop.
Na de oorlog kregen we voedselhulp van de geallieerden. Ik weet nog dat we blikken biscuit kregen, en melkpoeder. Mijn tante bewaarde álles, zelfs een blik smeerkaas uit de oorlog. Ik zei eens tegen haar: ‘Gooi dat toch weg!’ Maar nee hoor, ze draaide zich om en stopte me zomaar een hap in mijn mond. Afschuwelijk! Maar ja, die generatie bewaarde alles.’

Had je familie onderduikers of geheimen?
‘We hadden geen onderduikers, maar mijn Joodse vriendinnetje Marleen had een moeder die zich verstopte in een linnenkast. De eerste keer dat ik daar kwam, riep Marleen: ‘Mama, ik ben thuis!’ en toen ging de kastdeur open en kwam haar moeder eruit. Ze was doodsbang, want haar man en zoon waren al weggevoerd en vermoord. Dat maakte veel indruk op mij.
Mijn opa had een radio verstopt achter het bad. Dat was heel gevaarlijk, want je moest alle radio’s inleveren. Hij liet me een keer luisteren naar Radio Oranje en zei: ‘Hier mag je nooit over praten.’ En dat heb ik ook niet gedaan, veertig jaar lang. In onze familie hadden we ook een tante en een oom die bij de NSB zaten. Daar werd nooit over gepraat. ‘Politiek, dat hou je maar voor jezelf’, zei mijn opa altijd.’

Hoe ging het na de oorlog?
’Mijn vader kwam na de oorlog lopend terug uit Duitsland, in een Russische militaire jas. Mijn oom had het zwaar te verduren gehad in de gevangenis. Hij probeerde te ontsnappen, maar werd gepakt. Na de oorlog kreeg hij 8000 gulden omdat hij politiek gevangene was. Mijn vader en moeder kregen niks. Mijn moeder werd zo boos dat ze alle papieren verscheurde.
We leefden nog jaren op voedselbonnen. Ik weet nog dat we tot 1949 bonnen moesten gebruiken om eten te krijgen. Mijn moeder bleef altijd alles bewaren, bang dat er weer een tijd zou komen waarin we niks hadden.
In 1985 hoorde ik een vliegtuig overvliegen, net als vroeger en ineens kwam alles terug. De bommen, de angst, de honger. Dingen die ik eigenlijk naar de achtergrond had geduwd. Ik heb mijn hele leven herinneringen bewaard, foto’s verzameld, want veel mensen weten niet meer hoe het echt was. En ik vertel het graag, want het is belangrijk om niet te vergeten.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892