‘Na de oorlog werd gezegd dat mijn vader heulde met de moffen’
Mason, Vince, Gijsje en Utku vertellen het verhaal van Wil Opdam
Heilo
Mason, Vince, Gijsje en Utku lopen in de stromende regen naar Westerhout, een verzorgingstehuis in Alkmaar, waar ze een bewoner gaan interviewen over zijn herinneringen aan de oorlog. Als ze aankomen bij Westerhout, blijkt dat de bewoner het te aangrijpend vindt om over de oorlog te vertellen. Gelukkig is er Wil Opdam die graag wil meedoen. Meneer Opdam maakte de oorlog in Heiloo mee. De leerlingen van de Kennemerpoort in Alkmaar schuiven wat met tafels in de zaal en medewerkers van het verzorgingstehuis komen koffie en thee brengen, superaardig.
Hoe begon de oorlog voor u?
‘Ik was die dag op bezoek bij familie toen het vliegveld in Bergen werd aangevallen. Geleidelijk aan veranderde het leven. Mijn school werd bezet door Duitse soldaten en ik moest naar andere scholen die verder weg waren. Vaak moesten we ver lopen en als er bommenwerpers aankwamen sprongen we de loopgraven in die overal langs de weg waren gegraven. Heel eng vonden we dat… We waren zo bang dat de bommen ons zouden raken.’
Wat at u in de oorlog?
‘We aten paardenbloemen en pap van gemalen bladeren met gedroogde tabaksbladeren als smaakje. Je kreeg ook bonnen waarmee je eten kon halen, maar dat was niet genoeg, je moest zelf zorgen voor bijvoeding. Een keer per week ging ik naar een boer om melk te halen, dan stond ik met mijn emmertje in een hele lange rij. Soms, als ik eindelijk aan de beurt was, was er geen melk meer…
Mijn pa ging op de fiets helemaal naar Amsterdam om een stukje vlees te halen van een koe die al dagen dood was. Maar wij waren heel blij met dat stukje vlees. Ook stalen we in de oorlog. Als je honger hebt dan ga je dingen doen die je anders niet zou doen, oorlog verandert je waarden en normen. We gingen bijvoorbeeld naar de tuin van de buren en dan ritsten we gauw de spruitjes van de takjes af en renden weer naar huis. Mijn moeder zei wel dat het niet mocht, maar ze begreep het natuurlijk ook. Wij hadden zelf een tuin met appels en perenbomen, dus we hadden wel fruit.’
Hoe kwamen jullie aan kolen en hout om jullie huis te verwarmen in de oorlog?
‘Ik speelde vaak met vriendjes naast de treinbaan oorlogje en soldaatje, dat vond ik een mooi spelletje. Op een dag kwam er een locomotief aan denderen die kolen kwam afzetten op het perron. De treinmachinist, die honger had, minderde vaart en vroeg ons of wij wat te eten hadden in ruil voor wat kolen. Ik rende naar huis om eten te vragen. Mijn moeder bakte op een plaat platte broden van een meelpapje, die noemden we platters, en die ruilde ik voor kolen bij die treinmachinist zodat wij konden koken en het warm konden stoken.
Ook hadden we een kar, zaag en bijl. We gingen dan naar de school waar twijgen groeiden. Daar stond een wacht, maar als die even afgeleid was zaagden we de takken stiekem af, bonden ze bij elkaar en sleepten ze door de straten naar huis.’
Wat deed uw vader?
‘Mijn vader zorgde voor de distributie van eten. Boeren in Heiloo verbouwden aardappelen. Die haalde mijn vader op en sloeg ze op in onze garage. Vanuit de garage werden ze met paard en wagen naar de gaarkeukens vervoerd.
Buurtbewoners wisten dat de aardappelen bij ons lagen opgeslagen en kwamen mijn vader er wel eens om vragen. Meestal gaf hij ze niet omdat hij dan iedereen zou moeten geven. Maar als iemand bijvoorbeeld ziek was, dan gaf mijn vader wel wat. Toch waren er mensen die zeiden: waarom geef je hem wel, maar mij niet…? Hij werd dus een beetje met scheve ogen aangekeken. Ook kwam de staatspolitie af en toe kijken of mijn vader wel alles volgens de regels deed van de bezetter; dat deed mensen ook denken dat hij met de Duitsers samenwerkte. Na de oorlog werd daarom gezegd dat mijn vader heulde met de moffen, dat was wel verdrietig.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.