Na de oorlog trof mijn vader ons toevallig aan in Soerabaja’
Bruce, Yarik en Ruben vertellen het verhaal van Frans Pfaff
Indonesie
Frans Pfaff komt al vroeg basisschool De Brug in Sint Maartensbrug binnenwandelen, samen met zijn drie kleindochters. Mogen zij er ook bij zijn, vraagt hij. Natuurlijk mag dat. Ze installeren zich buiten met een kopje thee en Bruce, Yarik en Ruben bereiden het interview nog even voor. Even later zitten ze heerlijk in het zonnetje, terwijl meneer Pfaff enthousiast vertelt.
Waar woonde u in Indonesië?
‘Ik woonde in Jakarta, een hele grote stad aan een heel mooi strand vlakbij een grote zeehaven. We gingen lopend naar school. Dat was een half uur lopen en je ging elk half jaar over naar een volgende klas. Tot 1948 hadden we op school Nederlandse boeken en spraken we Nederlands. Maar na de onafhankelijkheid leerden we op school Behasa Indonesisch en kregen we andere boeken. Toen ik naar Nederland vertrok zat ik in groep 8.’
U maakte de Tweede Wereldoorlog mee in Indonesië, hoe was dat?
‘In 1942 verklaarde Nederland de oorlog aan Japan en ging mijn vader het leger in. Hij moest strijden tegen de Jappen. Een maand later gaf Nederland zich over en zijn alle militairen in Indonesië overgebracht naar krijgsgevangenkampen.
Mijn vader kwam op het eiland Floris in het gevangenkamp terecht. Mijn moeder werd opgepakt en in een vrouwenkamp gezet, ze mocht haar kinderen niet meenemen. Een tante van ons heeft ons toen meegenomen en heeft de hele oorlog voor ons gezorgd. Tijdens de oorlog, gedurende 4 jaar, hebben we onze ouders nooit gezien.’
Hoe vonden jullie elkaar weer terug?
‘Na de oorlog heeft mijn vader ons moeten zoeken en heeft hij ons via het Rode Kruis gevonden. Door een toevalligheid trof hij ons aan in Soerabaya. Iemand die hij kende, belde mijn vader en zei: Ton, volgens mij zijn jouw kinderen bij jouw oudste zus! Mijn vader vertrok meteen vanuit Jakarta met het vliegtuig naar Soerabaya, daar heeft hij ons voor het eerst weergezien. In Jakarta zijn we herenigd. Heel vreemd als je je ouders na zoveel jaar terugziet. Ik wist nog hoe hij er uitzag maar mijn jonge broertjes niet. Voor die meneer die ons kwam halen waren ze best een beetje bang.
Toen Japan de oorlog verloor en Indonesië bevrijd werd, wilde Nederland Indonesië als kolonie weer terug hebben vanwege alle specerijen waarmee ze heel veel geld verdienden. Maar dat wilden de Indonesiërs niet, zij wilden geen kolonie meer zijn van Nederland. Ze vonden ook niet dat Nederland daar automatisch weer de baas kon zijn; Japan had het land teruggeven aan Indonesië. Daarom barstte er een grote onafhankelijkheidsstrijd los tussen de Indonesische bevolking en de Nederlandse militairen. In dit Nederlandse leger zaten ook Indische mensen die oorlog moesten voeren tegen hun eigen landgenoten. Veel jongeren hadden het heel moeilijk in deze oorlog; ze moesten op hun 18de zomaar iemand doodschieten…’
Hoe gingen jullie weg uit Indonesië?
‘Toen Indonesië onafhankelijk werd, moesten alle Europeanen moesten uit Java weg, dus ook wij. Op een middag kwam mijn vader thuis en zei: jongens binnen blijven en inpakken! Morgenochtend worden jullie opgehaald om naar Nederland te gaan.
Wat je vader zei dat volgde je gewoon op, als 10-jarige denk je: dan ga ik maar… Maar wat wisten wij van Nederland? Niets! Waar lag dat? We konden geen afscheid nemen van vrienden en familie. Ik pakte een klein koffertje in want we mochten niet veel meenemen en ik wachtte op ons vertrek.
‘s Morgens stond er een legervoertuig klaar, we reden naar het schip en gingen aan boord. We zouden vier weken varen op een legertransportschip. Ineens zat ik op een heel groot schip… De wc en de reling van de boot waren die reis mijn grootste vrienden: ik was zeeziek en heel misselijk.’
Ik kwam aan in Wijk aan Zee in oktober 1950. Het was heel koud. Ik kwam uit 36 graden en liep in een hempje en kort broekje. De kou in Nederland was mijn eerste ervaring.’
En hoe was het in Nederland voor u?
‘Op school konden we de lessen meteen volgen omdat we al Nederlands spraken. Maar in de klas was ik de enige beige Hollandse jongen. De kinderen hadden nog nooit een bruine jongen gezien. Zwart zeiden ze in het begin. Ze vonden het ook vreemd dat we zomaar Nederlands spraken. Als grapje zeiden we dan dat we dat in die vier weken op het schip hadden geleerd.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.