‘Moesten we opendoen of niet?’


Lina en Maimuna vertellen het verhaal van Piet Hoppenbrouwers
Stratumseind, Eindhoven

Lina en Maimuna uit groep 8 van basisschool Atalanta hebben duidelijk zin in het interview met Piet Hoppenbrouwers. Piet was bijna zes toen de oorlog begon en hij woonde met zes broertjes en zusjes op het Stratumseind, waar zijn ouders twee winkels hadden. Piet kijkt duidelijk uit naar de komst van de kinderen en na het aanbieden van een drankje gaan de meiden van start. Halverwege het interview verplaatsen ze zich naar zolder; daar heeft Piet veel spullen om te laten zien.

Wat was uw eerste gedachte toen u de Duitsers zag?
‘Via de radio hoorden we dat de Duitsers Oostenrijk en Tsjechië hadden ingepikt, dat de oorlogsproductie werd opgevoerd. Dus we wisten dat ze zouden komen, maar niet wanneer. Op 10 mei 1940 was het bombardement op Rotterdam. Daarna kwamen ze ook bij ons. Uit de Peel en de Kempen haalden ze alle paarden weg. Ik zag vanuit het slaapkamerraam die stoet paarden en mijn vader zei: “Kom maar jongen”. Ik denk dat hij niet wilde dat ik zag dat dit het begin van de oorlog was. Dat we vanaf dat moment bezet waren.’

We begrepen dat u zichzelf heeft leren schrijven, hoe heeft u dat gedaan?
‘Mijn moeder vertelde dat ik als baby heel lief was. Toen de oorlog begon, ben ik heel nerveus geworden. Vooral als het luchtalarm ging. Ik voel dat nog steeds als het afgaat op de eerste maandag van de maand. Als kind voelde ik me ook een beetje een buitenbeetje en ik had moeite op school. Toen ik in de eerste klas moest leren schrijven, lukte dat niet. Die oorlog, hoe dat begon, had veel met me gedaan. Later werd ik kwaad op mezelf en ben ik mezelf al tekenend, ik kom uit een kunstzinnig gezin, gaan leren schrijven. Ik heb nu nog steeds een mooi en leesbaar handschrift. Ik heb mezelf ook geleerd om mijn veters te strikken, mezelf zwemmen geleerd en mezelf leren fietsen. Kun je nagaan wat die nervositeit en spanning met me deden, toen ik jong was.’
Maimuma vraagt door: ‘Was het zo lastig voor u?’
‘Als er tegenwoordig iets met je gebeurt, komt er een helikopter als het nodig is, en politie, een ziekenwagen en de buurman. Dat was er toen allemaal niet, dus dat was hectisch voor me. Maar ik ben er toch gekomen!’

Wat gebeurde er toen die Duitser zeep wilde van uw vader?
‘Er kwam een keer een Duitser de winkel in en zei “Seife”. Hij wilde dus zeep hebben. “Dat hebben we niet,” zei mijn vader, die net voor het rek met zeep stond. Mijn moeder stond in de gang mee te luisteren, ze plaste zowat in haar broek van de schrik. De meeste Duitsers waren correct en netjes, maar ja, je wist het nooit zeker. Maar mijn vader is toen voor dat zeeprek blijven staan en dat vind ik mooi.’

Kunt u iets vertellen over de razzia?
‘In die tijd gingen we om de twee weken naar het voetballen. Als goed Eindhovenaar was je voor Eindhoven natuurlijk. De Duitsers hadden ondertussen op heel veel plekken bunkers laten bouwen en daar hadden ze werklui voor nodig. Die pakten ze op tijdens razzia’s. Dan klopten ze aan en vroegen ze of er jongens waren en dan zeiden ze: “Geef hem een schop en zorg dat hij zich morgen meldt op het station, want hij moet naar Zeeland om mee te gaan scheppen voor de bunkers”. Daar had niet iedereen altijd zin in. Tijdens een voetbalwedstrijd waren opeens alle mannen weg. Ik stond daar nog met een handjevol dames en wat jonge jongens. Al die mannen waren gevlucht! Ze hadden gezien dat er zo’n ploeg Duitsers aankwam om ze op te pakken. Zodra de Duitsers weg waren, kwamen ze weer terug en ging het voetballen weer door.’

Wat vond u van de Duitse soldaten?
‘Stel je voor, midden in de nacht gaat het luchtalarm. Wij allemaal uit bed, om te bidden. Dat deden we als er een alarm ging. Toen werd er gebeld aan de deur en daar stond een Duitser. Het voelde riskant; moesten we opendoen of niet? Uiteindelijk heeft vader hem binnengelaten. De Duitser zette zijn geweer in de hoek van de winkel, groette mijn moeder, ons kinderen en ging zitten. We stopten met bidden. Hij kreeg van mijn moeder een kopje surrogaatkoffie en vader had van tabaksbladeren een sigaartje gedraaid en gaf hem er een. Toen het luchtalarm voorbij was, praatte de Duitser honderduit. Over waar hij vandaan kwam, over zijn vrouw en kinderen en dat hij de oorlog ook niet had gewild, maar dat hij moest. Veel Duitsers wilden niet, maar ze moesten. Als ze dat niet deden, waren ze zelf de klos. Vervolgens bedankte de soldaat mijn ouders voor de koffie en het sigaartje en hij vertrok. Er waren ook goede Duitsers.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892