‘Moeders gaven in Amsterdam hun kinderen mee’
Bastiaan, Pepijn, Wies vertellen het verhaal van Betty van Galen
Lemmer
Mevrouw Betty van Galen was 5 jaar oud toen de oorlog begon. Ze woonde niet in Eindhoven maar in Lemmer, Friesland. Ze is de dochter van een brandstoffen- en steenkolenhandelaar. Daarom waren ze het enige gezin uit de straat dat door de Duitsers niet hun woning werden uitgezet tijdens de bezetting. Ze woonden in een huisje op de dijk aan het IJsselmeer, waar dagelijks de boot aanmeerde uit Amsterdam. Bastiaan, Pepijn en Wies uit groep 8 van basisschool de Hasselbraam uit Eindhoven interviewen mevrouw Van Galen.
Wat herinnert u zich nog van de oorlog?
‘Ik weet dat er weinig auto ’s waren. Alle huizen werden opgeëist door de Duitsers. De Duitsers herinner ik me als aardige mensen, die van Hitler de oorlog in moesten om te vechten. Lemmer ligt recht tegenover Amsterdam, wij hadden redelijk goed te eten, er kwamen veel mensen uit Amsterdam, die weinig tot niets te eten hadden. Die mensen staken bij ons het IJsselmeer over om eten te bemachtigen. Bij ons in het dorp was een gaarkeuken. Alles was op de bon in die tijd. Je moest naar de bakker, groenteboer, melkboer. Er was geen supermarkt, waar je alles tegelijk kon kopen. De Duitsers hadden ook de school ingenomen, dus we hadden maar af en toe les.’
‘Met name aan het einde van de oorlog werd er regelmatig gevochten in ons dorp.
‘Wij hadden niet zo ’n groot huis, mijn zus en ik sliepen samen in een bed. Familie uit Noord-Holland wilde bij ons wonen, omdat er bij ons nog wel eten te koop was. Mijn moeder kon dat heel goed klaarmaken. We hebben niet echt hongernood gehad in Friesland. De Duitsers, die naast ons woonden, hadden de kelder vol met kur liggen. Dat is een soort desembrood dat lang houdbaar is. Als we daar voorbij wandelden, kregen we altijd een stuk kur mee. Ons huis was voor de helft kantoor. Daarom mochten we niet binnenspelen, we speelden altijd buiten. We hadden een Joods dienstemeisje, die werd Jodinnetje genoemd. Ik was te jong om te begrijpen wat dat betekende.’
Kunt u ons ook vertellen over uw opa die kinderen met honger meenam?
‘Mijn opa was hofmeester op de ‘Jan Liefing’, daar verzorgde hij de catering, het eten en drinken. Deze boot voer van Lemmer maar Amsterdam en meerde dan aan achter het centraal station in Amsterdam. Moeders gaven in Amsterdam hun kinderen mee aan mijn tante, die dan voor de kinderen zou zorgen. Mijn tante had geen man en kinderen wilde ze helpen. De moeders wisten dat ze in Amsterdam geen kans hadden op eten. Mijn tante had soms tien kinderen in huis. Ik mocht dan soms de kinderen rondrijden in de kinderwagen. Dat vond ik heel leuk.’
‘Er waren ook veel mensen op de boot die verder Friesland in gingen en de boeren langs gingen om aardappelen te halen. Ik herinner me ook nog dat er in de onderste ruimten van een aantal vrachtschepen kinderen zaten, die geld gaven om voor hen eten te kopen. Die hadden zo’n honger. Die kinderen werden opgevangen en bij mensen in huis geplaatst. Wij hadden ook drie kinderen in huis omdat ze thuis geen eten hadden. Wij vonden het soms wel vervelend dat we met vier of vijf kinderen in een bed moesten slapen. Wij hadden altijd een huis vol met kinderen. We werden niet echt vriendinnetjes met de kinderen, die we opvingen.’
Wat deed u als het luchtalarm afging?
‘Dan werden wij uit bed gehaald en moesten we naar de kelder. Dan was ik altijd bang, dat heeft mijn tante mij later via een brief laten weten. De kelder was onder het huis, maar er was een raampje naar de oprit, waar je de granaten hoorde neervallen. Daar zat je dan soms de hele nacht in. Dat was wel een heel veilig stukje. Ik zat niet vaak in de schuilkelder. Dat gebeurde vooral aan het einde van de oorlog’.
Hoe verliep het eind van de oorlog voor u?
‘De Duitsers hadden ook van veel boten in de haven de masten afgezaagd, zodat de mensen er niet zelf mee weg konden varen. Als de Engelsen of de Canadezen zouden komen, zouden de Duisters naar de boten gaan om er mee weg te varen, zodat ze niet gevangen werden genomen. De laatste avond toen de Engelsen binnen vielen, zagen we Duitsers met paarden en wagens naar de haven vluchten om te zorgen dat ze nog weg konden komen. Ik was toen pas 10 jaar dus kan me niet meer alles herinneren. Toen we werden bevrijd werd er feest gevierd we kregen lolly’s. Die hadden we de hele oorlog niet gehad.’
Hoe was het bombardement in Eindhoven op 19 september voor uw oom?
‘Er werd op 18 september in Eindhoven de bevrijding gevierd, Mijn oom woonde op kamers op de Biesterweg in Eindhoven. Op 19 september was daar een bombardement. Toen het luchtalarm afging vluchtte alle mensen uit de buurt naar de schuilkelder van de Biesterweg. Mijn oom ook. Maar hij rende nog snel naar huis, omdat hij iets vergeten was. Toen viel er een bom vlak voor de ingang van de schuilkelder, waardoor 41 mensen, die in de kelder zaten, om het leven kwamen. Mijn oom die nog buiten liep, is ook geraakt door een scherf en daarbij omgekomen.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.