‘Mijn vriendjes en ik marcheerden met de Duitse soldaten mee’


Tessa, Naud, Christian vertellen het verhaal van Piet Postma
Sumar

Tessa, Naud en Christian van OS de Romte in Tytsjerke interviewen meneer Piet Postma, die de oorlog in Sumar meemaakte, maar al weer lange tijd in Tytsjerk woont. Hij was twee jaar oud toen de oorlog begon. Piet woonde in een boerderij (stjelpke) met zijn ouders, vier zusjes en twee broers. Hij was de op één na jongste. Soms hadden ze vee, zes koeien bijvoorbeeld, maar dan ook weer een poosje niet.

Was het spannend in de oorlog?
‘Dat viel wel een beetje mee. Wel hebben we drie keer achter elkaar Duitsers in huis gehad; inkwartiering noemden ze dat. Dat was dan een peloton van ongeveer dertig soldaten. Die sliepen in de schuur. Maar ze waren allemaal heel aardig. Ik kreeg wel eens een snoepje van één van deze soldaten. Er was ook een oudere soldaat bij, die noemden ze papa. Hij dronk wel eens een kopje thee bij ons in de kamer. Hij was aardig, hij wilde helemaal niet vechten.’

‘Soms marcheerden er Duitse soldaten door de straat en zongen ze soldatenliedjes. Ik liep daar dmet mijn vriendjes achteraan en wij zongen de liedjes mee. Ook al kenden wij helemaal geen Duits. Wij hadden dan een pan op ons hoofd als helm en droegen een eigengemaakt geweer. De soldaten vonden dat wel prima, ze waren wel vriendelijk naar de kinderen toe.’

Wat aten jullie in de oorlog?
‘Wij hebben nooit honger gehad in de oorlog. Hier in het dorp hadden we wel genoeg te eten. We hadden een klein tuintje, mijn vader verbouwde zelf groente. We hadden ook worteltjes. Ik weet nog dat die Duitse soldaten dat zagen en die trokken de wortels uit de tuin en aten ze op. Dat vond mijn moeder niet zo leuk. Dus die zei tegen de commandant: ‘uw soldaten eten mijn wortels op.’ Nou, die heeft zijn mannen even toegesproken en toen mochten de soldaten absoluut niet meer in onze groentetuin komen.’

‘Verder was er een boer in Sumar en die wilde geen melk leveren aan de soldaten. Dat was Freerk Weima, hij woonde tegenover de school. Eén van zijn kinderen zat bij mij in de klas. Hij wilde dus geen melk geven. Hij deed mee aan de melkstaking en hij gooide de melk in de sloot. Daar werden die Duitsers zo kwaad om, toen hebben ze hem doodgeschoten. Dat was op 4 mei 1943, hij was 36 jaar. Er is in Sumar een monument van een omgekeerde melkbus dat hier nog aan herinnert.’

Wat is u het meest bijgebleven aan de oorlog?
‘Mijn vader slachtte wel eens stiekem een schaap in de oorlog. Want de mensen wilden wel graag een stukje vlees. Maar als je door een Duitse soldaat op de fiets aangehouden werd en je had vlees bij je, dan werd je misschien wel opgepakt. Mijn vader was wel handig; hij had dan vlees in kranten gewikkeld met een zak eromheen en dat had hij achterop de fiets. En daar moest ik dan op zitten, bovenop dat pakketje met vlees. Als er kinderen bij waren, werd je niet zo snel aangehouden. De Duitse soldaten waren namelijk wel aardig tegen kinderen. Dus ik moest van mijn vader verplicht achterop die fiets zitten.’

‘Verder kan ik me de bevrijding nog heel goed herinneren, ik was toen al wat ouder. Ik weet nog dat er muziek was, ik zag toen voor het eerst een grammofoon en ik dacht: ‘Wat is dát voor ding?’ En er was een weiland waar de mensen witte kleding droegen met een oranje sjerp over hun borst. Wat ik verder nog weet van de bevrijding is dat er een Duitse soldaat achtergebleven was, hij had zich verstopt in een huis. De andere Duitse soldaten waren al weg. Toen hebben ze hem gevonden en moest hij op de tank van de Canadezen gaan staan en zijn ring afdoen. Dat vond ik best wel erg om te zien, ik zie dat nog voor me. Maar dat gebeurde toen.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892