‘Mijn vader werd door de hulpjes in huis Tuan genoemd’


Abbey, Eli, Israe, Chris en Sara vertellen het verhaal van Lucie Visser
JavaAmsterdam-West

Lucie Visser werd in 1932 in voormalig Nederlands-Indië geboren. Samen met haar dochter komt ze naar de Admiraal de Ruyterschool. Hier interviewen Abbey, Eli, Israe, Chris en Sara haar in het kamertje van de concierge over haar jeugd en de komst naar Nederland.

Waar woonde u als kind?
‘We woonden in het midden van het eiland Java. Ik kom uit een groot gezin met zes kinderen; de jongste is in Nederland geboren. Mijn vader werkte op Java als ambtenaar in lokale besturen. Hij is daar indertijd samen met mijn moeder naartoe gezonden, omdat hij in Leiden Indisch recht had gestudeerd. Één van zijn taken op Java was rechtspreken bij kleine vergrijpen, zoals diefstal. Ook moest hij ervoor zorgen dat de kinderen van de lokale bewoners naar school gingen. Het was namelijk gebruikelijk dat kinderen met hun ouders op het land werkten. Mijn vader ging dan samen met zijn chauffeur de dorpen langs om te controleren of de kinderen wel naar school gingen. Dan ging, merkte hij, al snel de tamtam rond, zodat de kinderen als hij arriveerde netjes in de klas zaten. We woonden in een groot huis. Een diensthuis met open voorkant en een grote galerij met zuilen. We hadden een enorme tuin met allemaal fruitbomen en prachtige bougainvilles. In de tuin was vlak voordat de oorlog begon een loopgraaf gemaakt. Als het regende stroomde die helemaal vol en gingen we er in zwemmen. In die tijd had nog niet iedereen een telefoon. Wij ook niet. Als we wilden bellen dan moesten we naar het gemeentehuis toe.
Mijn vader werd door de hulpjes in huis Tuan genoemd, dat ‘grote meneer’ betekende. Wij noemden de hulpjes baboes. Ze hielpen mee met de tuin bijhouden en zorgden voor de kinderen. De baboes spraken Maleis, waardoor wij ook vloeiend Maleis leerden spreken. Mijn vader en moeder spraken natuurlijk wel Nederlands, wat we ook verstonden.’

Hoe was het op school?
‘Ik zat op een katholieke school, de Hollandse school genaamd, waar les werd gegeven door nonnen. Er zaten kinderen van verschillende nationaliteiten op, ook Indiërs. In de pauzes deden we kasti, een soort slagbal, we hielden hardloopwedstrijden en we bikkelden – een soort jeu de boules – en knikkerden. Mijn vader werd ieder jaar overgeplaatst naar een andere plek, waardoor ik steeds weer op een andere school zat. Ik had dan ook niet veel vrienden, maar omdat we een groot gezin waren, hadden we altijd elkaar. En dat was wel heel erg fijn. Toen ik twaalf was begon de Tweede Wereldoorlog. Toen ben ik vier jaar niet naar school gegaan. Op mijn vijftiende kon dat weer. Toen zat ik met veel jongere kinderen in de klas, omdat ik drie jaar had gemist.’

Wat aten jullie in Indonesië?
‘We aten drie keer per dag rijst. De lokale inwoners aten als ontbijt altijd rijst met sambal en gedroogde visjes. Ik hield ook erg van nanka, jackfruit. We hadden een boom vol in onze tuin. In de oorlog aten we ook rijst maar nog veel vaker blubberpap. Pap van tapioca. Dat zag er uit als behangplaksel. Er zat geen smaak aan.’

Wanneer kwam u naar Nederland?
‘Ambtenaren kregen elke zes jaar vakantie en mochten dan naar Nederland. We reisden per boot en waren drie tot vier weken onderweg. Op het schip was een Nederlandse kinderjuffrouw die ons Nederlands leerde. Wat wel grappig is om te vertellen, is dat mijn oma in Nederland de moeite had genomen om Maleis te leren om met haar kleinkinderen te kunnen praten. Al die moeite was niet nodig geweest want toen we arriveerden spraken we vloeiend Nederlands. Na de oorlog moesten wij terug naar Nederland. We waren liever gebleven, maar mijn vader werd bedreigd. Ik was toen achttien. In Nederland kwam ik in de tweede klas op de middelbare school terecht. Ik was best wel volwassen voor mijn leeftijd en vond de kinderen in mijn klas erg druk en kinderachtig. Er werd in Nederland altijd gezegd dat we koloniaal waren en dat we de mensen in Indië hebben uitgebuit, en dat wij stinkend rijk waren, maar dat was helemaal niet zo. Mijn vader kreeg tijdens zijn studie orders hoe zij de mensen daar naar school moesten laten gaan, hoe ze hun eigen land zouden kunnen regeren, maar helaas kwamen toen de jappen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892