‘Mijn vader werd doodgeschoten tijdens een verzetsvergadering’


Berat, Julian en Jip vertellen het verhaal van Els van der Wal
Rozenhagenstraat Haarlem

Els van der Wal woont al heel lang tegenover de Willem van Oranjeschool. Haar ouders zaten in het verzet. Haar vader heeft de oorlog niet overleefd. Berat, Julian en Jip interviewen haar vanwege coronamaatregelen niet bij haar thuis, maar in de schoolgymzaal. Els nam verzetskranten en foto’s mee en zelfs een brief van koningin Wilhelmina.

 

Wat deden uw ouders in het verzet?
‘Mijn vader zat in de verzetsgroep die geleid werd door de bekende Haarlemse verzetsman Jacob Jan Hamelink. Kennen jullie hem? Je hebt hier in Haarlem nu de J.J. Hamelinkstraat vlakbij de Hannie Schaftstraat. Mijn vader zat in het verzet, omdat hij iets wilde doen tegen de Duitsers en mensen wilde helpen. Mijn ouders hadden vijf Joodse onderduikers in huis, waaronder twee jonge Joodse meisjes. Mijn ouders sliepen op een gegeven moment zonder matras op het onderstel van het bed, omdat alle matrassen door onderduikers gebruikt werden. Toen mijn vader voor een nieuw matras wilde sparen, zag mijn moeder de bui al hangen. Haar man zou vast weer een nieuwe onderduiker in huis halen en op het matras laten slapen. Daar heeft mijn moeder toen een stokje voor gestoken, het huis was wel vol genoeg! Ze was op dat moment in 1942 in verwachting van mij. De onderduikers hebben allemaal de oorlog overleefd, dus het verzetswerk van mijn ouders heeft mensenlevens gered.’

Dus u heeft uw vader eigenlijk nooit echt gekend?
‘Ja, dat klopt. Ik vind dat nog steeds heel erg. Mijn moeder zei altijd dat mijn vader wist dat hij het einde van de oorlog niet zou halen vanwege zijn verzetswerk. Mijn vader wilde niet levend gepakt worden door de Duitsers, omdat hij teveel wist, bijvoorbeeld adressen van andere verzetsmensen. Hij wilde daarom liever ook geen kinderen. Hij heeft gezegd: “wat is een kind zonder vader?” Mijn moeder zei later: “ik ben zo blij dat ik in ieder geval iets van hem heb”. Mijn vader is 28 jaar oud geworden. Na de dood van mijn vader moesten we uit Scheveningen verhuizen. De Duitsers ontruimden namelijk de hele kustlijn voor de bouw van een verdedigingsmuur, de ‘Atlantikwal’. We gingen bij mijn tante en neef in Den Haag wonen. Mijn oom was ook verzetsman en is in de gevangenis in Amersfoort doodgeschoten. We kwamen weinig buiten, want dat was gevaarlijk. We woonden in Den Haag dichtbij de zee, er waren vaak bombardementen van de geallieerden. Ik weet nog dat ik op straat liep met mijn tante en neef en dat we tijdens een bombardement hard moesten rennen om weg te komen. Een ander spannend moment was toen ik in mijn bedje lag en de ruiten sprongen door een bombardement. Het hele bedje lag vol met glas.’

Hoe kreeg u eten en drinken in de oorlog?
‘Er was heel weinig te eten. De eerste tijd voedde mijn moeder mij natuurlijk zelf, maar door de schrik van haar man verliezen, had ze geen melk meer. Ik kreeg brood met water eroverheen geschonken. Mijn moeder ging altijd op pad om aan eten te komen. Ze fietste van Den Haag naar Aalsmeer. Eén keer is ze opgepakt toen ze met een broodmes hout aan het zagen was in het bos. Dit was verboden, maar we hadden hout nodig om het huis te verwarmen. Op het politiebureau zei ze dat ze met dat mes toch geen bomen kon zagen. Dat kon de politie zich ook niet voorstellen, dus toen is ze vrijgelaten!’

Hoe was de bevrijding?
‘Pas toen de oorlog voorbij was, drong het echt bij mijn moeder en tante door dat hun mannen er niet meer waren. Ze hadden al die tijd als in een droom geleefd. Je moest gewoon verder en van alles doen om te overleven. Wat ik van de bevrijding weet, is dat mijn moeder héél verdrietig was. Ze had de hele oorlog doorgewerkt, ze had ook nog wat verzetswerk gedaan en toen was daar de bevrijding en dacht ze: “hé, mijn man komt niet meer terug”. Bij ons was het helemaal geen feest, alleen maar verdriet. Na de bevrijding gingen mijn moeder en ik weer terug naar Scheveningen. Het huis was heel vies en zat vol kogelgaten. Mijn moeder ontving in 1946 een brief van koningin Wilhelmina waarin de koningin haar dank uitsprak voor de verzetsdaden van de vader van Els. Ook is er een monument gemaakt voor hem en de twee andere verzetsmannen die tijdens de vergadering zijn doodgeschoten. Dit hangt op het gebouw in Rotterdam waar de verzetsvergadering plaatsvond. Bovenin het monument staat een persoon afgebeeld die met uitgeslagen armen andere mensen als het ware beschermt. Er staan ook verzetsdaden uitgebeeld zoals het drukken van kaarten en identiteitsbewijzen en het nemen van vingerafdrukken. In het midden staan de namen van drie mannen die zijn doodgeschoten.’

  

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892