‘Mijn vader scheidde van mijn moeder en dook toen bij haar onder’


Karel, Timmie, Jules vertellen het verhaal van Herman Vuijsje
AmsterdamAmsterdam-Centrum

Karel, Timmie en Jules gaan zitten en vuren meteen de eerste vraag af op Herman Vuijsje. ‘Hoe oud was u toen de oorlog begon?’ Hij antwoordt: ‘Nul, ik was nog niet geboren’. De leerlingen van de Sint Antoniusschool in Amsterdam kijken op hun vragenlijstje, en dan zegt meneer Vuijsje: ‘Verder nog vragen?’ Ze beginnen allemaal te lachen, het ijs is gebroken. En als het niet zo vreselijk was, lijken de verhalen van meneer Vuijsje soms wel uit een spannend jongensboek te komen.

Was uw familie Joods?
Mijn vader was Joods, mijn moeder niet. Ze waren zeven jaar lang verloofd omdat je in die tijd niet kon trouwen als je geen huis had. Net voor de Duitsers kwamen, in 1940, zijn ze alsnog getrouwd. De Duitsers noemden dat ‘gemengd gehuwd’, dan was je wel Joods maar niet zo’n erge Jood want je was getrouwd met een niet-Jood. Dat betekende dat je ook half-Joodse kinderen kreeg. Mijn oudste broer werd geboren in de oorlog, en in 1942 kregen alle Joden de oproep naar Duitsland te gaan. Een heleboel Joden hebben gehoorzaamd en die zijn allemaal doodgemaakt. Mijn vader heeft dat niet gedaan. Hij heeft iets bijzonders gedaan, hij is gescheiden van mijn moeder en is toen ondergedoken bij zijn eigen vrouw. Ze sliepen zelfs in een eenpersoonsbed en ze hadden een schuilplaats gemaakt, zodat mijn moeder bij controle kon zeggen: ja, die zak is bij me weggelopen, ik weet niet waar hij is. In hun buurt woonden weinig Joden waardoor er ook geen razzia’s waren. Eén keer is m’n vader gewaarschuwd door een agent, en toen is hij ergens anders gaan slapen.

Mijn vader was een leraar. De Joodse kinderen moesten naar speciale scholen waar mijn vader mocht lesgeven, maar dat was afschuwelijk want die kinderen verdwenen allemaal. Toen de klassen leeg waren, bleef hij thuis en maakte hij broches. Hij schilderde op stukjes hout. Artistiek was hij niet, maar ze leefden er van. En toen de oorlog voorbij was zijn ze weer getrouwd en ben ik geboren. Mijn vader maakte altijd een grapje, hij zei: eigenlijk ben jij een halfbroertje van je oudste broer, want je bent uit een ander huwelijk. Later vroegen we wel waarom ze gescheiden waren. Ze zeiden dat ze iets anders wilden doen want de meeste mensen waren gehoorzaam. Nederland was een braaf landje, de mensen konden zich niet voorstellen dat er zulke misdaden zouden worden gepleegd.’

Hoe is het afgelopen met uw vaders familie?
‘Mijn vader had vier broers en een zus. Mijn opa had een bakkerij, een kosjere bakkerij (meneer Vuijsje legt het verschil uit tussen religieuze Joden en ‘gewone’ Joden, die dus niet godsdienstig waren). Mijn opa en oma zijn in de Westerstraat, in de bakkerij, opgepakt en in Sobibor vermoord, daar zijn de meeste Amsterdamse Joden naartoe gebracht.

Mijn oom Louis was opgenomen in een Joods gekkenhuis, hij was niet gek maar erg in de war geraakt van de oorlog. En vandaaruit is hij naar Auschwitz gebracht en doodgemaakt.

En dan was er tante Allie, zij had twee kindjes, jonger dan jullie, die familie is ook in Auschwitz doodgemaakt.

Mijn vader heeft de oorlog overleefd.

Mijn oom Bram werd opgepakt toen hij brood aan ’t rondbrengen was, en werd naar de Hollandsche Schouwburg gebracht. Toen ze in de tram werden geladen om naar kamp Westerbork te gaan, deed mijn oom Bram – die heel brutaal was – net alsof hij toevallig brood kwam brengen en is gauw weggelopen. Hij is later ondergedoken in de Noordoostpolder, waar hij sloten moest graven en zaaien. Ze noemden het NOP, maar ze zeiden ook wel ‘Nederlands Onderduikers Paradijs’, zoveel mensen zaten daar ondergedoken. Maar de Duitsers rolden het op. Oom Bram is opnieuw ontsnapt en terechtgekomen in een woonwagen. De dorpsdokter had een briefje op de deur van de wagen geplakt met ‘Rode Hond’, want de Duitsers waren doodsbang voor ziekten.

En oom Jaap was ook in de NOP, is weggevoerd en is in Zuid-Limburg uit de trein gesprongen. Hij zag een pastoor en vroeg hulp, de pastoor durfde niet maar wees naar een café van een echtpaar, die durfden ook niet. Maar toen zei de vrouw tegen haar man: Juul, dat kunnen we tegenover God niet verantwoorden. Hij mocht blijven en die mensen zijn een soort ouders voor hem geworden. Het was een grote katholieke familie. Jaap kwam uit een grote Joodse familie, vroeger leefden de mensen in gescheiden werelden, maar toen heeft hij geleerd dat het in alle families hetzelfde toeging, gewoon een grote, warme familie.

En oom Nathan was bakkersknecht en gek van muziek, hij speelde trombone. Ze hebben hem opgepakt en naar Auschwitz gebracht. De Duitsers hadden, gek genoeg maar waar, een kamporkest. Oom Nathan speelde voor, een heel katholiek lied: Ave Maria, en dat heeft zijn leven gered.’

Waarom zijn er zoveel Joden in Nederland weggevoerd?
‘De meeste Joden in Amsterdam waren hartstikke arm, ze waren gewoon niet zo goed geïnformeerd, ze kenden niet zoveel niet-Joden, ze waren niet zo brutaal als mijn oom Bram. Ze zaten in de val. In mijn familie waren mensen die een opleiding hadden en die hadden gewoon meer kansen. Dat is één van de verklaringen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892