‘Je kan je nu niet voorstellen hoeveel honger er was’


Khadija, Ecrin-Nisa, Omnia en Deshamiley vertellen het verhaal van Joop Bongers
Columbusplein 58Amsterdam Nieuw-West

Ome Joop, meester Joop of ‘gewoon Joop’, het maakt Joop Bongers niet uit hoe de leerlingen hem noemen. Omnia, Khadija, Deshamiley en Ecrin-Nisa van IKC Het Talent in Amsterdam-Osdorp interviewen hem over de oorlog. Joop is een rasverteller. Hij weet niet alleen zijn eigen verhaal mooi te vertellen, maar hij legt ook veel uit over de oorlog in het algemeen.

Had u een beste vriend in de oorlog?
‘Mijn vader was mijn beste vriend. Hij leerde mij alles. Op mijn zevende zat ik al bij mijn vader op schoot achter het stuur van een vrachtwagen. Hij is tot zijn vijftigste mijn beste vriend gebleven, tot zijn dood. Helaas is hij tien jaar na de oorlog overleden. Eigenlijk als gevolg van de oorlog. Hij was tijdens de oorlog zo verzwakt, dat hij daarna nooit meer een goede gezondheid heeft gehad. Hij werd in de oorlog een keer opgepakt en kreeg toen de keuze om of naar Duitsland te gaan om te werken of om in Nederland voor de Duitsers te gaan werken. Toen heeft hij de keuze gemaakt om bij zijn gezin te blijven en in Nederland te gaan werken. Maar zijn gezondheid was al slecht en dat werd daardoor alleen maar slechter.’

Had u ook huisdieren in de oorlog?
‘We hadden een konijn dat Knabbeltje heette en een kat. Knabbeltje had ik voor mijn zevende verjaardag gekregen. Een jaar later, op mijn achtste verjaardag dus, hebben we het konijn opgegeten. De buurman heeft hem geslacht en mijn moeder heeft hem gekookt. Hij smaakte heel lekker. Dat klinkt nu heel naar, maar in die tijd had je zo veel honger dat je gekke dingen deed om maar aan eten te komen. Ik heb ook best wel vaak broden gestolen, wat eigenlijk natuurlijk niet hoort. Ik ben wel eens betrapt door een Duitse soldaat – er vielen twee broden op straat en ik stopte ze snel in mijn jas –  maar hij knikte naar me dat het wel goed was.’

Wat at u nog meer?
‘Aan het begin van de oorlog ging het nog wel, maar daarna was het één en al armoede. Alles was op de bon. Je moest van de gemeente bonnen hebben om eten te kunnen kopen en dat was ook maar een heel klein beetje. Wat we gegeten hebben? Schillensoep. Dat kwam bij de gaarkeuken vandaan. De gekookte aardappelen gingen naar de Duitsers toe en wij kregen de schillen. Daar maakten ze soep van. Je kan je nu niet voorstellen hoeveel honger er was. Je kon niks kopen. Als je een beetje geld had, kon je ook een schoenenbon krijgen om schoenen of klompen van te kopen. Ik heb bijna de hele oorlog op klompen gelopen.’

Heeft u wel eens enge dingen gezien?
‘Jazeker. Wij woonden op een groot plein en op een dag kwamen daar allemaal jongens bij elkaar. Dat waren jongens van de jeugdafdeling van de NSB. Ze liepen met geweren op hun schouder het plein rond. Op een gegeven moment blies de leider van het stel op zijn fluitje en toen schoten ze allemaal de lucht in. Ik stond voor het raam te kijken en vond dat heel eng om te zien. Maar toch wilde ik zien wat er allemaal gebeurde buiten. Daar heb ik later nog enge dromen over gehad. Ook was er hier in de buurt, wat vroeger de Sloterpolder was, een vliegtuig neergeschoten. Het was een Engels vliegtuig. De piloot sprong eruit, aan een parachute, en werd doodgeschoten. Het vliegtuig is vlak bij de Jan van Galenstraat in Amsterdam-West neergestort.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892