‘Mijn vader heeft in twaalf werkkampen gezeten, het was er verschrikkelijk’


Riva, Emilie en Mila vertellen het verhaal van Sylvia Polak
RuyschstraatDe Rivierenbuurt

Sylvia Polak groeide op na de oorlog in de Ruyschstraat in Amsterdam-Oost. Dat is vlakbij waar Riva nu woont. Er ontstaat gelijk een klik. Mevrouw Polak vertelt het verhaal van haar vader, Harrie Polak. Hij was 15 jaar toen de oorlog begon en woonde met zijn ouders en 10-jarige broertje Mozes in de Retiefstraat 19. Er liggen drie stolperstenen in de Retiefstraat. Alleen Harrie heeft de oorlog overleefd. Mevrouw Polak vertelt haar verhaal aan Riva, Emilie en Mila van de Pinksterbloem in Oost.

Wat is er met uw vaders familie gebeurd?
‘In 1942 kregen de meeste Joodse mensen een brief met daarin een oproep om naar een werkkamp te gaan. De ouders van mijn vader ook. Een dag van tevoren kwam de Nederlandse politie aan de deur. Eén van die agenten zei tegen mijn opa, dus mijn vaders vader: als je me een paar honderd gulden geeft, dan zorg ik dat jullie morgen niet weg hoeven. Nou, dat vond mijn opa wel een heel goed idee dus hij heeft die man een paar honderd gulden gegeven. Alleen werden ze de volgende dag toch uit hun huis gehaald en in vrachtwagens gegooid.

Via het Muiderpoortstation zijn ze eerst in Kamp Westerbork terechtgekomen. In kamp Westerbork zeiden ze tegen mijn vader: als jij nou hier tekent en meegaat om te werken in een werkkamp, dan sturen we morgen je ouders en broertje weer naar huis. Mijn vader is meegegaan, maar zijn ouders en broertje zijn in Auschwitz vergast.’

Hoe vond uw vader het in het kamp?
‘Mijn vader heeft in iets van twaalf of dertien werkkampen gezeten. Het was er verschrikkelijk. Want je kreeg niet normaal eten, je had geen normale kleren, je werd geslagen en er was altijd kans dat je werd vermoord. Alleen hadden de werkkampen geen gaskamer.’

Hoe zag een normale dag in het kamp eruit voor uw vader?
‘Ik denk dat ze rond zes uur ’s ochtends uit bed werden geslagen. Ze moesten elke morgen, wat voor weer het ook was, naar buiten op appèl staan. Dan werd iedereen geteld om te kijken of niet iemand stiekem ontsnapt was. Daarna moesten ze werken. En dat werken was heel raar werk. Ze moesten bijvoorbeeld een hele grote steen van de ene naar de andere kant rollen. En de volgende dag moesten ze hem weer terugrollen. Dat deden de Duitsers dan om te pesten. Maar er waren ook mensen die werkten in fabrieken om onderdelen te maken voor vliegtuigen of voor munitie.’

Hoe overleefde uw vader al die kampen?
‘Het was een ontzettend stoere jongen. Hij was pas 17 jaar. Hij werkte al als stoffeerder sinds zijn 13de. Hij was ook nog eens sportief, best slim en een beetje brutaal. Hij wist dat je goed voor jezelf moest zorgen en niet ziek moest worden. Van zijn rugzak maakte hij een poncho die hij droeg als hij buiten in de regen moest werken. Hij was zuinig op zijn gebit en poetste zijn tanden met zand. Hij bood aan om de keukens waar gekookt werd voor de Duitsers schoon te maken. Daar waren hele grote pannen, gamellen heten die. En onderin die pannen bleef altijd wel een beetje eten zitten. Als beloning mocht hij het onderste eruit halen. Dus dan had hij weer een beetje eten.’

Hoe was het na de oorlog?
‘In de oorlog besloten Harrie en zijn vader op een dag een zilveren bekertje en de gouden trouwring te verstoppen. Ze deden het in een kistje en begroeven het in de tuin. Als de oorlog voorbij was en ze weer terug zouden komen van het werken in het oosten van Europa, zouden ze samen het kistje weer opgraven.

Na de oorlog kwam mijn vader erachter dat hij de enige was die nog in leven was. Hij ging terug naar de Retiefstraat om dat sieradenkistje op te graven. Hij belde aan en zei tegen de vrouw die open deed: ik heb hier gewoond met mijn vader en moeder en mijn broertje en we hebben ooit een kistje met waardevolle spullen in de tuin begraven, mag ik dat even opgraven? Nou, zei de vrouw, u doet maar. Dus hij is gaan graven, maar hij kon niks vinden natuurlijk. De vrouw zei: kom over een maand maar terug. Toen hij een maand later aan de deur stond deed niemand open. Het huis was leeg en de tuin was tot op de bodem helemaal omgespit.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892