‘Mijn vader heeft haar nooit meer teruggezien’
Damin, Yassir, Houda en Laura vertellen het verhaal van Janny Feenstra-Praamsma
Met de moeder van Damin, gaan Damin, Yassir, Houda en Laura uit groep 7 van Basisschool het Zaanplein uit Zaandam naar Janny Feenstra-Praamsma. Zij is zelf na de oorlog geboren, maar vertelt het indrukwekkende verhaal over haar familieleden. De oorlog heeft een grote invloed gehad binnen het gezin.
Hoe was het voor uw moeder in de oorlog?
‘Mijn moeder Sofia groeide op in Amsterdam-Noord aan de Meeuwenlaan in een groot gezin. Ze was de middelste en had acht broers en zussen. Dat vond ze eigenlijk erg leuk. Omdat het gezin een groter huis kon krijgen in Amsterdam-West, verhuisden ze daarheen net voor de oorlog. Haar moeder werd op jonge leeftijd erg ziek werd, ze kreeg borstkanker. Toen moest mijn moeder eerst voor haar zorgen, maar ook voor de vier jongere broertjes en zusjes. De oudste kinderen werkten al allemaal namelijk. De twee oudsten; Antoon en Bertus werkten allebei in de Fokkerfabriek in Amsterdam-Noord. Aan het einde van de lagereschooltijd toen mijn moeder 11 jaar was, stierf mijn oma en moest zij voor de kinderen zorgen, maar ook boodschappen doen, koken en het huishouden. Ze heeft daardoor nooit verder kunnen leren; ze moest altijd voor iedereen zorgen.’
Wat voor werk deden jouw ooms in de Fokkerfabriek?
‘De Fokkerfabriek was een vliegtuigfabriek. Toen de oorlog begon moest iedereen daar voor de Duitsers werken, maar dat wilden mijn ooms niet. Daarom besloten ze met een groep van zeven mannen in het geheim vliegtuigonderdelen te saboteren. Dat betekent dat ze onderdelen expres verkeerd in elkaar zetten. Een klein beetje maar, anders zou het opvallen maar genoeg om schade aan te richten. Op een gegeven moment hadden de Duitsers in de gaten dat er iets niet goed was. De groep van zeven waaronder dus mijn ooms Bertus en Antoon, werden opgepakt en verhoord. Ze ontkenden allemaal dat ze iets te maken hadden met de sabotage. De Duitsers zijn toen naar het huis van mijn moeder gegaan en hebben het hele huis doorzocht op zoek naar aanwijzingen. Ze vonden niks, maar ze hebben wel het hele gezin, alle kinderen en dus ook mijn moeder en mijn opa, opgesloten in aparte politiecellen. Mijn moeder die inmiddels 14 jaar was vond dat vreselijk; haar kleine broertjes en zusjes allemaal alleen, in een cel opgesloten. Gelukkig werden ze na een paar dagen vrijgelaten omdat ze niks vonden. Maar Antoon en Bertus hebben een half jaar gevangen gezeten en zijn uiteindelijk gefusilleerd, dat betekent vermoord. Antoon was toen 23 jaar en Bertus 21. In de Twiskebuurt in Noord is een verzetsheldenbuurt en daar is een straat vernoemd naar mijn ooms, De A. en B. Wolfswinkelweg.’
Wat betekende de oorlog voor uw vader?
‘Mijn vader is in 1939 getrouwd met een Joodse vrouw. Ze heette Helena Pays. Ze waren dol op elkaar. Aan het begin van de oorlog gingen ze samen een keer naar het concertgebouw want daar was een feest. Zij droeg geen Jodenster, wat eigenlijk wel had gemoeten. Joden mochten überhaupt op een gegeven moment niks meer, ook niet naar concerten. Iemand daar heeft haar gezien en haar verraden. Ze was kapster en op een dag hebben ze haar daar gewoon opgehaald en meegenomen. Mijn vader heeft haar nooit meer teruggezien. Ze waren net drie maanden getrouwd. Hij is daar heel erg verdrietig om geweest.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.