‘Mijn vader ging stiekem de illegale krantjes ophalen’
Benthe, Tars, Tuur vertellen het verhaal van Ilse Schuurman
Amsterdam-WestAmsterdam-West
Benthe, Tars en Tuur van de Rijk Kramerschool in Amsterdam West Interviewen mevrouw Ilse Schuurman. Ze is geboren in 1937 en woonde tijdens de oorlog ook al in Amsterdam-West, toen de van de stad. Ze was enig kind. Mevrouw Schuurman heeft nog allemaal spulletjes uit de oorlog bewaard, zoals een knijpkat en bonnenboekjes.
Weet u nog hoe u merkte dat het oorlog was?
‘Ik kan me nog heel goed herinneren dat ik met mijn moeder op de veranda stond. En dat er een brandend vliegtuig overkwam. En toen ik 5 jaar was, moesten de radio’s ingeleverd worden. Dat wilden mensen niet, ze wilden alles over de oorlog horen. Een oom van mij luisterde stiekem naar radio Oranje en typte het uit. Mijn vader ging dan ‘s avonds stiekem de illegale krantjes ophalen. Dat was best gevaarlijk, want hij liep dan in het donker over straat, maar soms ging dan ineens een zoeklicht aan en moest hij zich verstoppen in een portiek. Ze hadden vroeger ook hele diepe kinderwagens. Er lag onderin een plank met een gat, daar lag een matrasje op. Daar verborgen ze ook illegale krantjes in.’
Ging u naar school in de oorlog?
‘Ik ging in 1943 naar de lagere school. Veel scholen werden ingenomen door de Duitsers, mijn school ook. We konden vaak maar een paar dagen naar school, want verder zaten de Duitsers erin. De Duitsers vergaderden en sliepen soms inde scholen. De moeders die ons naar school brachten, vertelden elkaar waar de razzia’s waren, waar ze om moesten letten. Er was veel samenhorigheid. Soms waren er gaarkeukens in de school, dan kreeg je aardappelschillensoep. Dat was heel vies.’
Hoe kwamen jullie aan eten en kleding?
‘We hadden allemaal een stamkaart. Op die stamkaart kreeg je bonnen. Iedere week werd bekend gemaakt welke bon je kon inleveren om iets te halen. Bijvoorbeeld schoenen en eten. We hebben rare dingen gegeten, zoals suikerbieten. Mijn moeder maakte suikerbietenstroop dat was heel vies, prikkelde op je tong. Maar als je niks hebt, eet je het toch. Vooral in de hongerwinter at je alles. Mijn vader ging soms op de fiets helemaal naar Woerden om lakens te ruilen tegen melk of iets dergelijks. Soms ging ik ook met mijn moeder naar het land om tarwearen op te rapen, die waren achtergebleven. Dan konden we daar meel van maken. En als je schoenen te klein waren, dan sneden ze de neuzen eruit. We hadden ook allemaal vlooien, daarom naaide mijn moeder gaasjes met chloroform vast in mijn kleren.’
Hoe bent u ziek geworden?
‘Ik heb een ernstige longontsteking gehad toen ik 6 jaar was. In de oorlog was er nog geen antibiotica. Ik had hoge koorts. De dokter zei dat het kantje boord was. Het heeft 6 weken geduurd. Ik moest zwarte koffiedrinken als pepmiddel. Ik weet nog dat het heel erg vies was. Het was hongerwinter, maar de hele buurt kwam toch iets brengen. Een beetje boter of een ei of wat anders. Een dag nadat ik ziek werd, was er geen stroom meer. Veel mensen zetten een fiets in de kamer. Dan moesten ze trappen en had je een klein beetje licht. We hadden een heel klein kacheltje, daar moest je ook op koken en was ook meteen de verwarming. Het was heel erg koud. En mensen haalden ook de houten blokjes weg tussen de tramrails, voor in de kachel.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.