‘Mijn vader ging in de sloot liggen zodat de Duitsers het varkentje niet zagen’
Reza, Sara, Milan vertellen het verhaal van Francien Bassant-Thomassen
Schoenmakerstraat
Reza, Sara en Milan van basisschool De Handreiking in Eindhoven zijn op bezoek bij Francien Bassant-Thomassen. Ze gaan haar interviewen over haar oorlogstijd in de wijk Woensel. Mevrouw Bassant-Thomassen was pas 4 jaar toen de oorlog in Nederland kwam en zij herinnert zich alles vanuit het perspectief van een jong kind.
Hoe vierden jullie in de oorlog verjaardagen en andere feesten, zoals Sinterklaas?
‘Verjaardagen weet ik niet meer zo goed. Maar nu hangt op mijn verjaardag de vlag halfstok, want ik ben op 4 mei jarig. Dan is het Dodenherdenking en komen er bij mij allerlei nare herinneringen naar boven. Met Sinterklaas knapte mijn vader oude spullen op, die hij overschilderde en dan kregen wij ze. Of wij kregen poppenkleertjes voor onze poppen. Ook kwamen er wel eens Engelse soldaten bij ons op bezoek. Die zaten ingekwartierd op de Nutsschool. Zo waren ze ook een keer bij ons met Sinterklaas, dat vonden ze heel gezellig, maar tegelijkertijd misten ze hun eigen kinderen in Engeland…
Sinterklaas, Kerstmis en Pasen werden in de oorlog wel gevierd, maar niet zo als tegenwoordig, omdat er maar heel weinig te krijgen was. We moesten bijvoorbeeld met zijn drieën met één haring doen. Alles was op de bon en mensen gingen naar de boeren in de omgeving om eten te kopen.
Zo ging mijn vader met zijn vriend naar een boer. Daar hadden ze een varkentje kunnen kopen. Het varkentje was al dood, want het mocht geen herrie maken. Toen kwamen ze Duitse soldaten tegen en zijn ze met fiets en al in de sloot gaan liggen zodat de Duitse soldaten het varkentje niet zouden ontdekken. Gelukkig werden ze niet ontdekt en het varkentje werd thuis geslacht en dat stonk heel erg!’
Was u erg bang in de oorlog?
‘We waren vaak bang, vooral als het luchtalarm was afgegaan en we zaten met elkaar in de schuilkelder van mijn opa en oma of in de kelder onder ons eigen huis. Dan hoorden we de vliegtuigen al van verre aankomen, want ze vlogen heel laag. Iedereen in de schuilkelder was bang. Maar de angst van kinderen is natuurlijk anders dan de angst van hun ouders. Vaak merkte ik dat mijn ouders heel zenuwachtig waren, omdat zij de gevaren beter zagen aankomen.
Het was allemaal heel erg en daarom vind ik wat er nu gebeurt in Oekraïne en Gaza ook heel erg. Om iets voor die oorlogskinderen te doen, brei ik warme mutsjes en slofjes voor de kinderen in oorlogsgebieden. Alleen voor de kinderen, want die hebben het het moeilijkst in de oorlog. Eén ding vond ik wel mooi van de oorlog en dat was dat de mensen één waren met elkaar. Er was veel meer verbinding. Je kon bij iedereen terecht als je hulp nodig had.’
Kende u mensen die bij de NSB zaten en wat gebeurde met hen na de oorlog?
‘Ik kende twee gezinnen bij ons in de buurt die bij de NSB zaten. Je moest wel oppassen dat er niets werd verraden, maar ik had niet veel contact met ze. Na de oorlog werden deze gezinnen uit hun huizen gehaald en naar de Nutsschool gebracht. Daar werd hun hoofd kaal geschoren, waar iedereen bij was. Dat was een straf omdat ze met de Duitsers hadden geheuld. Er was ook een jonge vrouw die verkering had gehad met een Duitse soldaat. Zij werd ook kaal geschoren, maar zij zat niet bij de NSB, ze had alleen maar verkering met een Duitse soldaat.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.