‘Mijn vader gaf de fotozaak terug aan de weduwe. De winkel bestaat nog steeds.’


Amir (11), Destiny (12) en Saranke (12) vertellen het verhaal van Tonnie van Dijk was 8 jaar toen de oorlog begon
Loosduinsekade 455 

Tonnie van Dijk is net 8 jaar als de oorlog uitbreekt. Haar vader is bedrijfsleider bij Hafo in de Wagenstraat, een bekende Haagse fotozaak van de joodse Jacob Hijmans. Als de Duitsers in oktober 1940 alle joodse ondernemingen een zaakwaarnemer toewijzen, zet Jacob Hijmans het bedrijf snel op naam van de vader van Tonnie.

Hoe herinnert u zich de bezetting?
In het begin leek er niet zoveel te veranderen, in de eerste maanden ging het allemaal zeer gemoedelijk. Die Duitsers vonden het volgens mij ook wel een luilekkerland hier. Die hadden vaak al elders gevochten en kwamen ineens in een land waar het relatief rustig was. Ik weet nog dat ik Duitse soldaten zag zitten en die namen minstens twee taartjes tegelijk. Als kind vond ik dat toch zo vreemd. Dit beeld van de beginjaren is me altijd bijgebleven. Helaas veranderde dat langzaam, de sfeer werd grimmiger. Mensen om je heen bleken ineens voor de Duitsers te zijn. Zo was ik tijdens de oorlog een keer met mijn ouders en andere familieleden in ‘t Goude Hooft en daar kwamen een paar Duitse soldaten binnen die heel hard ‘Heil Hitler!’ riepen. Ik schrok enorm en kon mijn ogen niet geloven, want tussen hen in stond met gestrekte arm de stagiair die bij mij op school stage liep!
En een meisje bij mij uit de klas bleek lid van de Jeugdstorm. Ze droeg dat lichtblauwe uniform ook gewoon naar school, met een oranje sjaaltje erbij. De kleur van het koningshuis notabene.

Kende u mensen die bij het verzet zaten?
Als kind wist ik daar weinig van, omdat volwassenen je daar zoveel mogelijk buiten probeerden te houden. Mijn vader zat niet echt in het verzet, maar verzette zich wel. Zo zocht hij onderduikadressen voor meerdere leden van de familie van zijn joodse baas, Jacob Hijmans. De zoon van zijn baas, Henri, was naar Zwitserland gevlucht en schreef brieven naar zijn verloofde die in Nederland zat ondergedoken. Ik was stiekem een beetje verliefd op hem en keek enorm op naar zijn verloofde Bertine. Hij stuurde die brieven onder valse naam naar mijn vader, die ze vervolgens naar de leraar bracht waar Bertine zat ondergedoken. Die leraar kwam dan weer geregeld bij ons langs om brieven van Bertine af te leveren voor Henri. Mijn vader en die leraar onderhielden dus de relatie tussen die twee. Na de oorlog bleken de baas van mijn vader en Henri omgekomen te zijn. Mijn vader gaf de fotozaak terug aan de weduwe en zij nam mijn vader weer aan als bedrijfsleider. De winkel bestaat nog steeds.

Hoe kwam u aan eten tijdens de Hongerwinter?
We hadden familieleden in het oosten van het land, die ons pakketjes met eten stuurden. De eerste maanden kwamen die ook gewoon aan. Een oom en tante met een boerderij stuurden ons stukjes spek. Andere familie had een bakkerszaak en zond ons witte puntbroodjes met een glimmende bovenkant. Een welkome verandering van dat smerige regeringsbrood dat je op de bon kreeg. Later werd het steeds moeilijker om aan eten te komen en at je alles wat je maar kon krijgen. Zo woonden wij aan het water. Er was tijdens de oorlog geen licht op straat er er mocht ook geen licht vanuit de huizen schijnen dus het was pikkedonker. Op een avond tijdens de hongerwinter werd er keihard op de deur gebonsd: ‘Aufmachen!’ Mijn ouders schrokken zich natuurlijk dood. Het bleek een kletsnatte Duitse officier te zijn die in het donker met zijn fiets het water was ingereden. Mijn vader leende hem een ander pak en de man ging weer op weg. Een paar dagen later kwam hij het pak keurig terugbrengen met als dank een zak aardappelen. Die hebben we toen maar gewoon opgegeten.

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892