‘Mijn overgrootvader had het niet veel beter dan de slaven die net vrij waren’
Cas, Roan en Merijn vertellen het verhaal van Prem Dihal
Suriname
Als Cas, Roan en Merijn basisschool ’t Karregat in Eindhoven om zich heen kijken in de woning van Prem Dihal worden ze direct nieuwsgierig. Wat zijn al die potten? Komen die uit Suriname waar meneer Dihal in 1954 geboren werd? En al die oude instrumenten, waar komen die vandaan? Zijn ze uit Suriname, of juist van zijn tijd in Nederland die in 1972 begon?
Hoe was het om op te groeien in Suriname?
‘Mijn overgrootvader kwam als arbeider naar Suriname. Hij had het nauwelijks beter dan de slaven die net vrij waren. Ze werden geronseld als arbeiders, toen ze op de vlucht waren voor de pest in India. De mensen in India werden met mooie beloftes overgehaald om op een maandenlange reis naar Suriname te gaan. Het loon was slecht en ze zochten altijd naar manieren om de arbeiders te straffen en nog minder te betalen. Toch gingen de meeste aan het einde van hun contract niet terug! Mijn overgrootvader was ondernemend. Hij spaarde geld en kocht grond waarop hij wat gewassen kon verbouwen. Mijn overgrootoma kocht een naaimachine en deed daarmee verstelwerk om geld te verdienen. Mijn opa bouwde het werk van zijn vader uit en verbouwde groente en fruit die hij verkocht aan instellingen, zoals ziekenhuizen. Mijn vader ging weer verder met het bedrijf en opende een winkel. We hadden het daardoor goed als gezin. Mijn jeugd in Suriname was goed.’
Wat zijn uw fijnste herinneringen uit Suriname?
‘Als ik aan Suriname denk, dan denk ik vooral aan de vrijheid die ik daar had. We waren niet arm, ik zat op goede scholen. Ik kon veel sporten (voetbal en volleybal) en kattenkwaad uithalen. Ik zal jullie daar een verhaal van vertellen. We hadden mangobomen waar een groep jongens altijd uit wilde stelen. Niet alleen de rijpe, maar ook de onrijpe mango’s werden geplukt. Dat moest stoppen. We hebben ons een keer verstopt en toen de jongens in onze boom zaten, hebben wij ze opgewacht en flink klappen gegeven. Daarna bonden we ze vast aan de boom. We stonden klaar om ze een klein stroomstootje te geven met de draadjes van de bougie van een brommer. De vader van die jongen kwam later met grote stok verhaal halen. Ik ga naar de politie, zei hij. Dat moet je doen, zei mijn vader, want uw zoon is een dief. Daarna vertrok hij, maar naar de politie ging hij niet. Nog altijd moet ik lachen om dit verhaal. Dat we dat durfden!’
Wat heeft u meegemaakt en merkt u nu nog door uw verleden?
‘Toen ik in Suriname woonde, kende ik uiteraard blanke Nederlanders. Dit waren ondernemende mensen, avonturiers. Ik dacht dat alle Nederlanders zo waren. Toen ik op mijn 18de in Leiden ging wonen om farmacie te studeren, leerde ik snel dat het helemaal niet zo was dat alle Nederlanders avontuurlijke ondernemers waren. Ik heb zeker zelf ook discriminatie mee gemaakt. Van slaan en agressie, omdat ze je bijvoorbeeld lelijk vinden. Maar ook bijvoorbeeld dat jonge kinderen denken dat ik zwarte piet ben, zelfs nu ik 69 ben en grijze haren heb! Die kinderen kunnen er niets aan doen, die weten niet beter, maar ik ben blij dat er de laatste jaren echt anders naar dit feest wordt gekeken. Ook in Suriname vierden we Sinterklaas. Dat hadden de Nederlanders naar Suriname meegenomen, maar bij iedere overgang gaat er iets verloren. Pas in Nederland ontdekte ik dat ik de essentie van gedichtjes en surprises helemaal niet kende, dat heb ik hier geleerd. In India heb ik nooit gewoond, maar als ik daar ben, dan voel ik me ook direct thuis. Ik spreek de taal, ken de muziek en vier de godsdienst. Het land is me heel eigen. Mijn overgrootoma heeft de cultuur van India mee naar Suriname genomen en die herken ik nog altijd als de mijne.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.