‘Mijn ouders zeiden tegen ons: We krijgen een logee, tante Mientje’


Tibor, Zinat en Tengis vertellen het verhaal van Cor Sprengers
Iepenlaan 32

Tibor, Zinat en Tengis van basisschool De Talisman gaan op bezoek bij Cor Sprengers en zijn vrouw Marianne in hun gezellige appartement. Meneer Sprengers was 5 jaar toen de oorlog begon en hij kan er veel over vertellen. Onder het genot van een glaasje fris en wat lekkers stellen de leerlingen hun vragen aan hem.

Had u onderduikers in huis of was u zelf een onderduiker?
‘Ja, in het laatste jaar van de oorlog hadden wij zelfs twee onderduikers in huis. De ene was een neef uit Rotterdam, die eigenlijk in Duitsland moest werken. Die ging wel gewoon werken bij Philips. Maar de andere onderduiker was een Joodse vrouw, tante Mientje. Zij mocht absoluut niet buiten komen. Toen zij voor de eerste keer bij ons kwam, zeiden mijn ouders: ‘We krijgen een logee, tante Mientje en zij is familie van mama’. Eerst kwam ze op proef om te kijken hoe wij, de kinderen, zouden reageren. Daarna kwam ze terug en vertelden onze ouders wat er echt aan de hand was. Wij mochten natuurlijk niets tegen anderen verklappen. Mijn moeder legde haar wijsvinger op haar lippen en zei: ‘Sstt, mondje dicht’. Mijn ouders hielden de vitrages voortaan gesloten, zodat mensen niet bij ons naar binnen konden kijken. En wij hadden schuifdeuren, die we natuurlijk ook dicht hielden. Tante Mientje zat altijd in hetzelfde hoekje in de kamer. Als de bel ging, verdween zij snel via de trap naar boven. Die trap zat in de woonkamer. Soms zat ze heel lang op de trap omdat ze bang was dat de treden zouden kraken. Het hebben van onderduikers was niet zonder risico. Vlakbij ons huis woonde een NSB-gezin en hun dochter zat bij mij in de klas. Maar mijn broer en ik hebben nooit onze mond voorbij gepraat en tante Mientje heeft de oorlog overleefd.’

Heel veel later zijn de ouders van meneer Sprengers postuum geëerd voor hun dappere daad met een Yad Vashem onderscheiding. Hij laat de medaille met oorkonde zien aan de kinderen, en zegt dat hij en zijn broer heel trots zijn op deze onderscheiding voor hun ouders.

Wat at u tijdens de oorlog?
‘Wat de pot schaft! Wij waren blij als er eten op tafel stond, want dat was helemaal niet vanzelfsprekend in die tijd. Wij hebben nooit honger geleden. Mijn vader en mijn neef gingen op de fiets naar de boer in Nijnsel, om daar aardappelen, groente en vlees te kopen. Verder was al het eten en ook kleding op de bon. Die voedsel- en kledingbonnen kregen we via de gemeente. Kijk, hier heb ik nog een paar van die bonnenkaarten.’

Hoe was het in de schuilkelder?
‘Wij gingen nooit naar de schuilkelder bij een bombardement, want dan hadden we tante Mientje alleen in huis moeten achterlaten. En als we haar hadden meegenomen naar de schuilkelder, zou iedereen weten dat wij een Joodse onderduiker hadden. Dus de buren dachten dat wij heel stoer waren door tijdens een bombardement niet naar de schuilkelder te gaan. Onze tuin grensde aan de achterkant aan de tuin van het huis waar het NSB-gezin woonde. Dus wij moesten wel heel voorzichtig zijn. Die vader van het gezin was een zeer gezagsgetrouwe NSB’er, dus hij moest ook meedoen. Hij liep soms met een lang geweer. Na de oorlog is hij gevangengenomen en veroordeeld. Toen Juliana koningin werd in 1948, kregen veel gevangen amnestie, strafvermindering. Dat heeft hij geweigerd, omdat hij zelf vond dat hij fout was geweest en hij wilde zijn straf helemaal uitzitten. Dat is toch wel karakter tonen, vind ik.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892