‘Mijn ouders wilden graag hun vrijheid terug’
Sima, Jeffrey, Haidar en Fadi vertellen het verhaal van Marius Romijn
Parkstraat, Zaandam
Op 16 juni is Marius Romijn, 82 jaar oud en uit Zaandam, naar basisschool Het Zaanplein in Zaandam gekomen, om zich te laten interviewen door Sima, Jeffrey, Haidar en Fadi uit groep 7a. De kinderen komen wat zenuwachtig en verlegen binnen. Mijnheer Romijn wil eerst graag weten hoe de kinderen heten en hoe oud ze zijn. Dan steken de kinderen van wal.
Leven er nog gezinsleden van het gezin waarin u geboren bent?
‘Mijn gezin bestond uit mijn vader en moeder en vijf kinderen. Mijn broers en ouders leven niet meer. Mijn zus is ruim een maand geleden overleden. Zij was 80.’
Wat herinnert u zich uit de oorlog dat niemand anders weet?
(Mijnheer Romijn laat de foto zien van een poppenhuis.) ‘Dit hebben mijn ouders tijdens de koude winteravonden in de oorlog gemaakt. Er hangt een bordje aan de gevel waar vrijheid op staat. Weten jullie waarom ze dat bordje daar tijdens de oorlog gemaakt hebben? Mijn ouders wilden graag hun vrijheid terug. Alleen mensen uit mijn familie weten over dit poppenhuis.’
Zijn er tijdens de oorlog wel eens Duitsers bij u thuis geweest?
‘Jazeker, er kwamen soms Duitsers die het hele huis kwamen controleren. We hebben ook weleens Inkwartiering gekregen. Dat is een deftig woord uit die tijd en betekent verplicht logeren. Er zou toen een Duitse officieer bij ons komen slapen. Er kwam toen iemand van de gemeente met een Duitse soldaat alles controleren om te kijken waar die officier kon logeren. Ze zagen alle slaapkamers maar wij kinderen waren allemaal ziek. We hadden een besmettelijke ziekte en Duitsers waren hier panisch voor. Ze gingen alle slaapkamers af. In de eerste kamer lag mijn zus, ziek. In de tweede kamer lag ik, ook ziek. In de andere kamers lagen mijn andere zus en mijn jongste broer ook ziek. Toen ging het logeren niet door. Het jongste kind is na de oorlog geboren.’
Is er ook weleens iets heftigs in uw omgeving gebeurd?
‘Ja, onze buurjongen was katholiek en werd door de Duitsers opgeroepen voor gedwongen arbeid. De buurt heeft toen aangeboden om hem onder te laten duiken. Zijn vader durfde dat niet aan omdat hij bang was dat de Duitsers erachter zouden komen. Hij is toen toch naar Duitsland gegaan en is daar overleden. Hij is wel hier in Nederland begraven. Dat was erg heftig.’
Kent u mensen uit het verzet?
‘Wij hadden een overbuurman en dat was zo een beetje de leider van het verzet. Die kreeg ook verzetsmensen thuis maar hij durfde deze niet bij hem te laten slapen omdat hij bang was dat de Duitsers kwamen. Dan vroeg hij of er iemand van het verzet bij ons mocht slapen. Dit gebeurde wel eens. Aan het eind van de Hongerwinter was er geen elektriciteit meer. Toen vonden onder andere mijn ouders dat de verzetsstrijders wel eens een verzetje mochten hebben. Wij hadden nog wel elektriciteit in verband met de apotheek die we toen nog hadden. Daarom werd er bij ons thuis stiekem een filmvoorstelling georganiseerd. Daar ben ik ook nog met mijn oudste en jongste zus bij geweest. Dat vonden wij prachtig maar achteraf realiseerden wij hoe gevaarlijk dat was geweest. Op 12 november 1944, dat weet ik nog uit een brief van mijn moeder, werden er vier schoolbanken – uit de school waar wij op zaten maar die dicht was – bij ons gebracht, daardoor konden er genoeg mensen zitten en de film kijken.’
Hebben jullie onderduikers uit het verzet in huis gehad?
‘Ja wel tien of twintig keer in de loop der jaren. Wij hadden een buurman, Ragut, die was heel erg gevaarlijk. Dus het was echt heel gevaarlijk. Hij wilde eerst de Joden dood hebben en aan het einde van de oorlog ook de verzetsstrijders. Hannie Schaft en Jan Bonekamp hebben hem op de Westzijde doodgeschoten.’
Wat vond u van de oorlog?
‘We hadden altijd erg veel honger; ik was het laatste jaar maar één centimeter gegroeid! Na de oorlog groeide ik gelukkig weer meer. Eind maart 1945 hebben alle bakkers van bakkerij Landsaat witte broden gebakken. Mijn moeder kwam toen thuis met voor ieder kind een brood en een half pond margarine. Daarna kwamen de voedseldroppings door de Zweden. Alles was op de bon. Met die bonnen werd alles verdeeld zodat iedereen hetzelfde kreeg. Wij kregen drie blikjes bacon en dat was het heerlijkste wat ik ooit had gegeten.’
Waren jullie rijk tijdens de oorlog?
We hadden een apotheek en dan dacht men al snel dat je veel geld verdiende. We hadden wel wat geld maar waren niet heel rijk. In de oorlog hadden mijn ouders zich aangesloten bij de gaarkeuken. In de Hongerwinter lag er een hele lange tijd een pak bevroren sneeuw in de Parkstraat waar ik woonde. Toen kwamen er twee grote sleeën door de straat waar melkbussen op stonden. Mijn zus en ik (6 en 9 jaar oud) keken dan uit het raam en wachtten tot we de slee met het paard ervoor langs zagen komen. Dan gingen we meteen met een emmer en een bonnetje naar de gaarkeuken en dan kregen we wat soep of stamppot of iets anders warms. Maar het was niet lekker.
Haat u Duitsland?
‘Nee, wel de moffen tijdens de oorlog, maar nee, ik haat de Duitsers niet. Ik ben als jonge jongen na de oorlog met een jongerenkamp door Duitsland gereden. Tien tot twaalf jaar geleden lag daar nog heel veel in puin. Ik heb later ook nog wel contact gehad met Duitsers die anti-nazi’s waren, dus ik weet ook dat er andere Duitsers waren die tegen de oorlog waren.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.