‘Mijn ouders werden tijdens de onderduik verliefd’


Liv, Mia, Jacob en Juliette vertellen het verhaal van Freerk van der Meulen en Frank Blom
Van Woustraat 149Amsterdam-Zuid

Liv, Mia, Jacob en Juliette van de 3e Daltonschool spreken via Zoom met de neven Freerk van der Meulen en Frank Blom. Zij vertellen over hun oudoom Ernst Cahn, een van de eigenaren van de Joodse ijssalon Koco, waar verzet werd gepleegd. Hiervoor zijn Ernst en zijn compagnon Alfred Kohn opgepakt. De twee neven hebben veel over hun oudoom Ernst gehoord, en kunnen ook vertellen over de onderduiktijd van hun moeders Suze en Doris. De 3e Daltonschool heeft een bijzondere band met de ijssalon: elk jaar organiseren zij een herdenking op de plek waar vroeger Koco zat.

Weten jullie hoe Ernst Cahn eruit zag?
Frank: ‘Ik heb hier een foto van hem. Hij was een man die altijd vrolijk was en hij hield van een glaasje wijn, zoals je kunt zien. Hij was een broer van onze grootvader. Mijn moeder zei altijd dat hij haar lievelingsoom was. De buurt vond dat zijn ijssalon het beste ijs van de buurt had. Ze hadden veel klanten.’
Freerk: ‘Hij vertelde mooie verhalen aan onze moeders en hield erg van toneelspelen, cabaret, grapjes maken.’

Wat is er gebeurd met de ijssalon?
Freerk: ‘Ernst en zijn compagnon Alfred Kohn hadden gehoord dat NSB’ers zouden langskomen om hun ijssalon te vernielen. Toen hebben ze een constructie met ammoniak, dat gebruikt werd om ijs in ijsmachines te koelen, gemaakt. Een nare stof, die je niet wilt inademen of op je huid wilt krijgen. Ze zetten de gasflessen open toen de deur werd ingetrapt, maar het bleek de Duitse politie te zijn. Ernst en Alfred zijn toen gevlucht, maar ze zijn opgepakt. Ernst heeft eerst in het Oranjehotel in Scheveningen vastgezeten. Daarna is hij ter dood veroordeeld. Onze opa Otto, Ernsts broer, wilde hem nog opzoeken maar dat was te gevaarlijk voor hem. In de duinen bij Scheveningen is hij als allereerste verzetsstrijder van Nederland gefusilleerd. Het is voor onze opa altijd pijnlijk geweest dat hij geen afscheid heeft kunnen nemen van zijn broer. Alfred Kohn is in 1945 in Auschwitz vermoord.’

Moesten familieleden van jullie onderduiken?
Frank: ‘Mijn moeder heeft van 1942 tot 1945 ondergedoken gezeten in Naarden. Ze zat op een zolder, samen met mijn latere vader in het huis van zijn moeder, die zelf niet hoefde onder te duiken. Het grappige is dat ze verliefd op elkaar zijn geworden tijdens de onderduik. Ze zijn na de oorlog getrouwd. Die onderduik was een spannende tijd. Overdag mochten ze niet voor de ramen staan. Ze hadden een waarschuwingssysteem: als de Duitsers in de buurt waren, zou mijn vaders moeder op een bel drukken waardoor boven een lampje ging branden. Dan moesten ze zich heel stil houden.’
Freerk: ‘De meeste onderduikfamilies werden uit elkaar gehaald. Mijn moeder, de zus van Franks moeder, zat op een ander adres dan haar zus. Ze woonde bij een familie in huis en had een schuilplaats in een lege ruimte boven twee schuifdeuren, waar je via de kast aan de zijkant in kon klimmen. Op een nacht had het verzet een spoorlijn opgeblazen in de buurt. Daar waren de Duitsers zo kwaad over dat ze alle huizen gingen opblazen. “Je hebt vijf minuten om het huis te verlaten en daarna blazen we de hele boel op,” zeiden ze huis aan huis. Mijn moeder had geen tijd gehad om in die kast te kruipen. Dat heeft haar leven gered, want daardoor kon ze naar buiten. Als ze in die kast was gaan zitten, was ze met het huis mee opgeblazen. Zo zie je dat het soms van toevalligheden aan elkaar hing of je wel of niet de oorlog kon overleven.
Onze moeders vertelden veel over hoe moeilijk het was om drie jaar muisstil te moeten zijn en je te moeten verbergen. Maar ze waren ook heel dankbaar dat mensen zo moedig waren om hen te helpen.’

Hoe was de Hongerwinter voor jullie ouders?
Frank: ‘Vreselijk. Er was niets te eten en voor ondergedoken Joden waren er geen bonnen. Ze waren afhankelijk van stiekem verkregen bonnen. Ik heb een verhaal gehoord van mijn moeder over een keer dat ze met haar vader, met wie ze in hetzelfde huis ondergedoken zat, naar boerderijen in Amersfoort ging fietsen om eten te halen. Nu komt onze familie uit Duitsland, uit Keulen, en zoals je hier Amsterdams praat of Rotterdams, praat je daar Keuls. Op de terugweg kwamen ze een Duitse soldaat tegen die hen aanhield en vroeg naar hun persoonsbewijs. Als hij erachter zou komen dat ze Joods waren dan zouden ze gearresteerd worden. Wat bleek nou: die soldaat kwam uit Keulen. Mijn opa antwoordde hem in het Keuls en dat vond die soldaat zo leuk dat hij hen door heeft laten gaan, naar huis. Dus zo hing de hele oorlog af van heel veel geluk hebben, en niet op het verkeerde moment op de verkeerde plaats te zijn.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892