‘Mijn ouders noemden mij altijd het invasie-kindje’


Flynn, Jasja, Daniel en Mats vertellen het verhaal van Marian Rozendaal
Amsterdam-Noord

Flynn, Jasja, Daniel en Mats van Het Wespennest in Amsterdam-Noord gaan lopend naar het huis van Marian Rozendaal (1945). Zij vertelt over de familie van haar moeder die haar ouders en zusje verloor in Sobibor. De foto van de gedenksteen die later is geplaatst door familieden, maakt veel indruk op de kinderen. Ooit woonde het gezin in de Vogelbuurt in de Sijsjestraat, later in de Sneeuwbalstraat.

Kunt u wat vertellen over de oorlog?
‘Ik ben geboren op 2 maart 1945, dat is dus nog net in het laatste stukje van de oorlog, tijdens de Hongerwinter, in de Sneeuwbalstraat, in Amsterdam-Noord. Mijn ouders noemden mij altijd het ‘invasie- kindje’. Ik ben geboren net na de invasie in Normandië. Wat mijn ouders en het gezin waar ik uit kom hebben meegemaakt tijdens de oorlog, dat weet ik alleen uit de verhalen van mijn vader, moeder en broer. Mijn moeder was een Joodse vrouw, mijn vader was niet-Joods. Dat heeft haar, mijn moeder denk ik, gered in de oorlog. Want als je getrouwd was met een niet-Joodse man, dan liep je minder kans om opgepakt te worden tijdens een razzia. Mijn moeder had ook nog een vals persoonsbewijs, dat had mijn vader voor haar geregeld. In de Sneeuwbalstraat hadden ze echt een paar hele goede vrienden om zich heen die ze goed konden vertrouwen. Dat was ook heel erg belangrijk. Mijn moeder kon af en toe wel naar buiten en dan nam ze haar valse persoonsbewijs mee. Ze durfde eigenlijk niet verder dan het Noord-Hollandskanaal, bij het Mosplein, omdat daar de eerste controle in Amsterdam-Noord was.’

Wat kunt u over uw familie vertellen?
‘Mijn moeder komt uit een gezin van drie kinderen. Ze had een twee jaar jonger broertje Felix en een zusje; acht jaar jonger. Ze woonden in de Sijsjesstraat, in de Vogelbuurt in Amsterdam-Noord. In 1943 zijn ze verraden; mijn opa en oma, mijn moeder’s broer en zusje zijn toen naar de Hollandse Schouwburg gebracht, vlakbij Artis. In 1943 waren er echt grote razzia’s om Joden uit hun huis te halen in Amsterdam. Mijn opa, oma en hun jongste kind, het zusje van mijn moeder zijn daarna naar Westerbork gebracht en vandaar uit naar Sobibor. Sobibor was een vernietigingskamp in het oosten van Polen. Zij zaten ongeveer drie dagen in de trein, opeengepakt vanuit Amsterdam. Zij zijn bij aankomst in Sobibor vergast, vermoord. Dus mijn moeder had op enig moment geen ouders meer, maar ze wisten toen nog niet wat er precies gebeurde. Dat het echt vernietigingskampen waren. Mensen dachten dat ze daar moesten werken. Later is pas duidelijk geworden dat het helemaal niet om werken ging, maar dat het om vernietiging ging van de Joden. Dat was ook de ideologie van de Nazi’s in Duitsland. De Joden moesten vernietigd worden. Na de oorlog hebben wij ontdekt dat er bijna niemand meer van de Joodse kant van mijn familie over was. Ik heb dit uitgezocht in het bevolkingsarchief van Amsterdam en ben gestopt bij tachtig familieleden, want ik werd er zo verdrietig van. Mijn moeder had haar broer nog, mijn oom Felix dus en een nichtje. Er is verder niemand meer.

Hadden jullie ook onderduikers?
Mijn vader had ontdekt dat de jonge mannen uit de Hollandse Schouwburg moesten gaan werken; zij werden elke ochtend onder Duitse begeleiding in kolonnes naar fabrieken in Amsterdam gebracht. Ook de broer van mijn moeder, Felix, liep mee in zo’n kolonne. Mijn vader heeft hem toen op enig moment uit de colonne geplukt en op z’n fiets meegenomen. Oom Felix heeft heel de oorlog ondergedoken gezeten bij mijn ouders. Mijn vader vertelde me later dat er in de slaapkamer een luik was, dat kon je openmaken en dan kwam je in een grote kruipruimte. Daar zat hij ’s nachts of als er controles waren door de Duitsers.Even terug naar de tijd dat ik geboren werd. De kraamverzorgster die bij mijn geboorte hielp, kwam nog een tijdlang terug om te checken of alles goed met mij ging. Mijn oom Felix leerde haar kennen en zij werden verliefd op elkaar. Later, na de oorlog zijn zij getrouwd en werd de kraamverzorgster mijn tante.’

Hoe kwam uw familie aan eten tijdens de Hongerwinter?
Mijn vader had een fiets. Hij werkte bij de NDSM-scheepswerf. Ze moesten daar eigenlijk voor de Duitsers werken. Je snapt vast wel dat de Nederlanders niet happig waren om heel hard te werken voor de Duitsers. Dus probeerden ze op hun manier de boel een beetje te saboteren. Mijn vader was metaalbewerker en ze gingen dingen maken voor zichzelf. Mijn vader maakte kacheltjes van ijzer, waar je met hout op kon stoken en zo konden ze koken. Hij ging dan met een kacheltje op de fiets naar de boeren in het Noorden, soms helemaal in Den Helder en dan ruilde hij zo’n kacheltje om. Zo konden zij wel steeds aan eten komen. Dat  was best link, want er waren veel controles. Het kon dus gebeuren dat hij een hele dag had gefietst, soms wel twee dagen en dat het eten ingeleverd moest worden na een controle door soldaten.’

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892