‘Mijn ouders lieten op de vuilnisbelt briefjes voor elkaar achter’
Trijntje, Benjamin, Quinten en Kaat vertellen het verhaal van Janneke Roos
IndonesiëAmsterdam-Oost
Als kind mocht Janneke Roos (1946) niet buitenspelen in Indonesië want dat vonden haar ouders te gevaarlijk. In 1957 kwam ze met haar familie met de boot naar Nederland. Ze vertelt over haar leven aan Trijntje, Benjamin, Quinten en Kaat van de Lidwinaschool in Amsterdam-Oost.
Waar bent u geboren?
‘Ik ben geboren in Tanjung Pinang, Indonesië, vlakbij Singapore. Tijdens de Tweede Wereldoorlog zaten mijn ouders in Japanse concentratiekampen op Sumatra. Zij zaten gescheiden, in mannen- en vrouwenkampen. 3,5 jaar hebben ze in zo’n kamp gezeten, los van elkaar. Eigenlijk mochten ze geen contact hebben, maar dat deden ze wel. Er was een postkantoor tussen de kampen in, maar dat was gewoon de vuilnisbelt. Daar lieten ze kleine briefjes achter, zodat ze met elkaar konden communiceren. In 1946 ben ik geboren, net na de Tweede Wereldoorlog.’
Wat deed uw familie in Indonesië?
‘Na de Tweede Wereldoorlog zijn mijn ouders in Indonesië gebleven. Mijn vader werkte voor Rijkswaterstaat als ingenieur en hij is gevraagd om te blijven omdat het land in puin lag.
Toen ik 2,5 jaar oud was, zijn wij naar Nederland gegaan met verlof. Mijn vader had toen een jaar vakantie. Daarna zijn wij weer teruggegaan naar Indonesië, want mijn vader was gevraagd om een irrigatieproject te bouwen. Toen gingen we naar Tegal. Indonesië was al onafhankelijk geworden, dat gebeurde in 1949. Daarna was alles in Indonesië Indonesisch, terwijl wij daarvoor in het Nederlands les kregen op school.’
Hoe was het leven in Indonesië?
‘
Wij leiden een geprivilegieerd leven, wij hoorden bij de elite. Wij hadden bijvoorbeeld wel
vier bedienden in huis. Mijn broertje en ik mochten in Indonesië niet echt buiten spelen.
Het was te gevaarlijk. Verschillende groepen waren tegen elkaar aan het vechten. De nationalisten, de communisten en de islamisten. De nationalisten waren aan de macht, en wilden één groot Indonesië hebben. Andere groepen hadden daar andere ideeën over. Er was continu wel wat. Wij waren als Nederlandse kinderen herkenbaar anders, en wij konden dus gekidnapt en uitgeruild worden. Daarom mochten wij niet buiten spelen.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.