‘Mijn opa liet veel Joden onderduiken op de school waar hij onderwijzer was’


Emilie, Liv, Stella en Leah vertellen het verhaal van Frank Meelker
Kraaipanstraat 58Amsterdam-Oost

Emilie, Liv, Stella en Leah laten meteen zien dat ze zich goed hebben voorbereid. Nieuwsgierig en vol enthousiasme beginnen de leerlingen van de Pinksterbloemschool in Amsterdam-Oost aan hun interview met Frank Meelker. Hij vertelt hen het verhaal van zijn grootouders.

Kunt u iets vertellen over uw familie?
‘Mijn grootvader heette officieel Elias van Tijn, maar ze noemde hem Eli. Mijn oma heette Mina de Bruin. Mijn opa was Joods, mijn oma niet. Mijn moeder was daarom ook niet Joods en zij hoefde dus niet onder te duiken in de oorlog. Mijn opa was 38 jaar toen de oorlog begon. Hij zat bij de verzetsgroep Gerritsen. Hij deed dat omdat hij vond dat je mensen in nood moet helpen. Samen met anderen vervalste hij bonnen en identiteitsbewijzen, zodat Joodse mensen konden onderduiken. Hij heeft ook veel Joodse mensen laten onderduiken op de school waar hij onderwijzer was. Dit was natuurlijk heel gevaarlijk, als je gepakt werd ging het goed mis. Ik denk dat mijn opa gedacht heeft: vraag mij niet waarom ik het gedaan heb, vraag de anderen waarom zij het niet gedaan hebben.’

Weet u door wie uw grootvader is verraden?
‘Dat was door een Joodse man die uit Duitsland was gevlucht. Hier werd hij opgepakt. Ze hebben hem toen voor de keus gesteld om of te helpen of naar een concentratiekamp te gaan. Hij heeft ervoor gekozen te helpen door zich voor te doen als gevluchte Jood zonder identiteit. Via-via kwam hij bij mijn grootvader terecht want die vervalste persoonsbewijzen. Toen mijn opa het identiteitsbewijs aan deze man overhandigde werd hij opgepakt. Deze man heeft dat vaker gedaan en heeft hiermee tientallen mensen verraden. Het is vreselijk dat hij dat deed.’

Heeft uw grootvader het kamp overleefd?
‘Mijn grootvader ging eerst naar Westerbork, daar heeft hij een tijd gezeten. Toen ging hij met de trein van Westerbork naar Auschwitz. Hij was niet gek en wist wat hem daar te wachten stond. Toen hij daar aankwam vroegen ze aan de groep of er mensen met een praktisch beroep waren, zoals timmermannen of loodgieters. Mijn opa was meester op een school, maar toch stak hij z’n vinger op om daar weg te kunnen komen. Hij is naar een ander kamp gegaan. Dat was in de winter van 1944-1945 en het was ijskoud. Mensen hadden weinig kleren en hadden niets te eten. Gevangenen werden ’s nachts vervoerd in open wagons, het was – 20 graden dus je kan je voorstellen hoe vreselijk dat was. Hij is toen zo ziek geworden door de honger, kou en ellende dat hij in dat kleine kamp al snel is overleden. Of je kan beter zeggen: vermoord. Hij was toen 43 jaar.’

Hoe is het verder met uw oma gegaan?
‘Mijn oma was na de oorlog heel arm. Het was niet zo dat er na de oorlog goed voor mensen gezorgd werd. Dus ze moest het maar redden met zes kinderen. Ze had zo weinig geld dat ze haar enige jurk op zondag waste, ze liep dan in haar onderjurk thuis rond want ze had maar één jurk om te dragen. Later kreeg ze een oorlogspensioen van Stichting 1940-1945. Omdat haar man in het verzet had gezeten kreeg zij ook geld. Mijn oma was vrijwel nooit buiten Amsterdam geweest maar wat zij altijd al had gewild was reizen. Toen de kinderen volwassen waren is ze gaan reizen over de hele wereld. Dat was heel leuk voor haar. Toen ik 17 was heb ik een keer een hele mooie reis met haar mogen maken. We gingen met de bus vanuit Amsterdam helemaal naar India en Nepal. Dat was heel speciaal.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892