’Mijn opa kon niet lezen en schrijven’
Lois, Noah, Yenheva, Veny vertellen het verhaal van Sandra Felter
SurinameAmsterdam-Zuidoost
Mevrouw Sandra Felter is 61 jaar. Ze was 8 jaar toen ze naar Nederland kwam. Aan Lois, Noah, Yenheva en Veny uit groep 8 van basisschool Polsstok vertelt ze haar verhaal. Ze heeft ook een paar angisa’s meegenomen en een boek over de verschillende boodschappen, die er verscholen zaten in de manier waarop een angisa gevouwen werd tijdens en na de slavernij.
Hoe woonde u in Suriname?
‘Ik woonde samen met mijn vader en moeder, mijn twee zusjes en een jongere broer in Paramaribo, de hoofdstad van Suriname. We hadden een huis op een groot erf. En schuin achter ons huis stond nog een huis waar mijn tante woonde met haar kinderen. We speelden altijd met elkaar. Ons huis had twee slaapkamers en een ruime voorzaal.’
Waarom ging u naar Nederland?
‘Dat was een beslissing van mijn ouders. Mijn vader wilde heel graag een betere toekomst voor zijn kinderen. Een toekomst anders dan zijn toekomst was geweest. Mijn vader kwam hier eerst in december om alles gereed te maken. Daarna kwamen wij in februari 1971 met het vliegtuig naar Nederland. Wij moesten alles achterlaten. We konden geen meubels meenemen, alleen ieder een koffer. Mijn moeder was zwanger van mijn jongste broertje.’
‘Onze hond Hector merkte dat er iets ging gebeuren. Dat we weggingen en niet meer terug zouden komen. Hij heeft tot aan de hoek van de straat achter de auto aangerend toen wij naar het vliegveld gingen. Dat was hartverscheurend, ook voor ons, want wij wisten dat we Hector nooit meer zouden zien. Ruim een half jaar daarna, schreef mijn tante ons dat Hector was overleden. Waarschijnlijk van verdriet.’
‘Het was hartje winter en er lag een dik pak sneeuw toen we in Nederland aankwamen. Ik droeg alleen maar een zomerjurkje. Maar op Schiphol waren er gelukkig allemaal mensen met zakken vol warme kleding. Ik kreeg voor het eerst winterlaarzen aan. Die had ik nog nooit aangehad. En een muts op en wanten aan.’
Waar kwam u terecht in Nederland?
‘We kwamen terecht in een pension bij het centraal station in de Warmoestraat op nummer 24. Op de begane grond woonde de broer van mijn vader met zijn vrouw en kinderen, dus mijn oom en tante en nichtjes en neefjes. En op dezelfde afdeling, waar wij woonden, woonde mijn andere oom. We sliepen in stapelbedden. Mijn ouders sliepen in de woonkamer in een opklapbed.’
’Ik weet nog dat ik mijn nichtjes en neefjes, met wie we altijd speelden op het erf in Suriname, in het begin heel erg miste. Na anderhalve week zei ik tegen mijn jongere zusje: ‘Weet je wat, we gaan heel even naar Suriname, op het erf met onze nichtjes spelen. En daarna komen we weer terug’. Mijn zusje vroeg: ‘Weet je wel waar het is?’ Ik kon me nog herinneren dat we vanaf het centraal station naar ons huis waren gelopen dus ik dacht gewoon, we lopen naar het Centraal Station en daarachter is Suriname. In onze huiskleding gingen we de straat op. Het was hartje winter, dik pak sneeuw en we kwamen niet verder dan de hoek. Want op de hoek was een café en daar kwam een blonde dame, met blauwe ogen het café uitgerend en vroeg: ‘Zeg meiden, waar gaan jullie heen?’ Wij zeiden: ‘We gaan naar Suriname.’ Ze bracht ze ons naar het politiebureau Warmoestraat en even later kwam mijn vader ons halen. Mijn vader begreep meteen dat wij heimwee hadden. Hij was gelukkig niet boos.’
Wat is het verhaal over uw opa?
‘Mijn opa heeft in het oerwoud van Suriname per ongeluk zijn vinger eraf gehakt. Helemaal eraf. Hij is toen gevonden door indianen, de Inheemse bevolking. Ze hebben hem meegenomen en verzorgd. Met kruiden hebben ze de vinger weer vastgemaakt aan zijn hand. En wel zo goed dat mijn opa weer gewoon zijn vingers kon bewegen. Dus ook de spieren hebben ze weer genezen. Jaren later, toen mijn opa al in Nederland woonde, kwam hij terecht in een ziekenhuis, omdat hij ziek was. Daar was het arts die vroeg wat er gebeurd was met zijn vinger was. Mijn opa vertelde het verhaal over de Inheemsen, die hem met kruiden weer hebben genezen. De artsen wilden weten wat voor soort kruiden, want dit hadden ze nog nooit gezien! Maar dat wist mijn opa niet.’
’Mijn opa kon niet lezen en schrijven, want zijn opa en oma mochten in slavernij niet leren lezen en schrijven. Ze moesten maar gewoon dom blijven. Als ze zouden leren lezen en schrijven, dan zouden ze slim worden en dat was gevaarlijk. Mijn opa’s ouders wilden best graag leren, maar ze moesten na de afschaffing van de slavernij nog tien jaar doorwerken. Toen mijn opa werd geboren, zagen ze niet echt het nut in van een scholing. Dus zodoende kon mijn opa niet lezen en schrijven. Hij was ook bij ons inNederland. Mijn zusje en ik speelden vaak schooltje en mijn opa vroeg: ‘Kunnen jullie mij ook leren mijn naam te schrijven?’ Dat vonden we prachtig natuurlijk. Na het overlijden van mijn ouders heb ik nog een paspoort van mijn opa gevonden met zijn handtekening. Maar dan met een heel bibberend handschrift geschreven. Ik was heel trots op hem!’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.