‘Mijn ooms hebben vliegtuigonderdelen gesaboteerd’


Kayra, Wasim, Kieron vertellen het verhaal van Janny Feenstra
Meeuwenlaan, AmsterdamAmsterdam-Noord

Kayra, Wasim en Kieron ontmoeten Janny Feenstra in het peuterlokaal op school. Mevrouw Feenstra is in 1946 geboren, net na de oorlog. Ze vertelt het verhaal van haar moeder die als middelste in de oorlog opgroeide in een gezin met negen kinderen. En het verhaal van haar getraumatiseerde vader. Zijn eerste vrouw waar hij net drie maanden mee getrouwd was, werd opgepakt omdat ze Joods was en geen ster droeg. De drie leerlingen van De Vier Windstreken in Amsterdam-Noord luisteren aandachtig en leven zich helemaal in in het bijzondere verhaal dat mevrouw Feenstra met foto’s en kranten illustreert. Ze komt uit een dappere familie.

Hoe was het voor je moeder om op te groeien in zo’n groot gezin?
‘Dat was wel gezellig. Mijn opa was tramconducteur en hij was het helemaal niet eens met alles wat de Duitsers bepaalden. Op een gegeven moment zei hij tegen zijn collega’s: als we nu met z’n allen niet gaan rijden en het werk neerleggen, dan maken we duidelijk dat we het er allemaal niet mee eens zijn. Dus mijn opa is eigenlijk één van de starters van de Februaristaking geweest. Hij hangt ook met zijn verhaal en een grote foto in het Verzetsmuseum.

‘De twee oudste broers van mijn moeder werkten in de Fokkerfabriek in Amsterdam-Noord. Daar maakten ze vliegtuigonderdelen. Tijdens de oorlog dachten de Duitsers: dat is handig, dat willen we wel zo’n fabriek. Dus ze namen de leiding over de fabriek over. Bertus en Antoon wilden helemaal niet voor de Duitsers werken. Ze verzamelden een groep van negen man en met z’n negenen hebben ze vliegtuigonderdelen gesaboteerd. Dat betekent dat ze onderdelen expres verkeerd in elkaar zetten. Een klein beetje maar, anders zou het opvallen, maar genoeg om schade aan te richten. Ze deden het heel stiekem, niemand wist ervan. Maar op een avond waren mijn opa en oma thuis. Ze wilden net met het gezin gaan eten. De buurman was er zelfs, hij had een pannetje soep gebracht. Ineens kwamen er Duitse soldaten aan de deur. Iedereen moest mee en werd in de gevangenis gestopt, ook de kleine kinderen en ook de buurman. Allemaal in een aparte cel. Ze hebben twee nachten in de cel doorgemaakt, zonder eten en drinken. Mijn moeder vond het verschrikkelijk, ook voor haar kleinere broertjes en zusjes. De buurman was zo bang en had honger, hij heeft in de cel zijn eigen plas opgedronken. De Duitsers hebben ze ondervraagd en het hele huis doorzocht, maar ze vonden niks. Iedereen is vrijgelaten, op Antoon en Bertus na. De hele groep is uiteindelijk opgepakt en naar Soesterberg gebracht. Daar zijn ze allemaal doodgeschoten. Na de oorlog wilden mijn tantes heel graag dat de verzetsgroep niet vergeten werd. Toen is er in de wijk Twiske een straat vernoemd naar mijn twee ooms: De Gebroeders A. en B. Wolfswinkelweg.’

Wat is het verhaal van uw vader?
‘Mijn vader zat tijdens de oorlog in het leger. Hij had – en dat was best bijzonder in die tijd – een rijbewijs. Hij moest soldaten van de ene plek naar de andere vervoeren. Onderweg maakte hij regelmatig vreselijke dingen mee. Beschietingen en bombardementen. Hij heeft het allemaal beschreven in een boek. Hij vertelde toen ik klein ook was best vaak over de oorlog, maar dat waren dan altijd hele nare verhalen. Dat wilde ik toen helemaal niet horen. Als je kind bent wil je leuke verhalen horen en geen nare. Ik heb me er altijd voor afgesloten en ben me pas later gaan interesseren in de oorlog. Mijn vader was getraumatiseerd. Voordat hij met mijn moeder trouwde was hij getrouwd met een Joodse vrouw. Ze heette Helena Pays. Op een dag gingen ze samen naar een concert in het Concertgebouw. Het was eigenlijk verboden voor Joden, maar Helena kon naar binnen omdat ze haar Jodenster die avond niet droeg. Ze is die avond herkend door een man die haar de volgende dag verraadde. Ze is opgepakt en naar het concentratiekamp in Ravensbrück gestuurd. Mijn vader heeft haar nooit meer gezien. Hij was natuurlijk heel boos en verdrietig en ging in het verzet.

‘Aan het eind van de oorlog was er een Joodse man en die wist wie zijn eerste Joodse vrouw had verraden. Hij nam mijn vader in de auto mee naar hem toe. Toen ze voor zijn huis stonden, zei hij: ‘Doe het handschoenenkastje maar open’. Daarin zat een pistool. Maar mijn vader heeft het niet gebruikt. Ik heb later gelezen dat die man allerlei mensen heeft verraden, hij heeft daarvoor levenslang in de gevangenis gezeten.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892