‘Mijn oom had bijna niks en gaf een boterham weg’


Twan, Ilse, Iris en Tijn vertellen het verhaal van Dick de Wit
Brinkerweg, Wageningen

Dick de Wit werd twee jaar voor de oorlog geboren. Hij groeide op aan de Brinkerweg in Wageningen, niet heel ver van de H.J. Piekschool, waar hij ook op heeft gezeten. Daar wordt hij geïnterviewd door Twan, Ilse, Iris en Tijn over zijn eerste schooldag, de evacuatie die snel daarop volgde en hoe hij de Hongerwinter en Bevrijding heeft ervaren.

Ging u tijdens de oorlog naar school?
‘Op 1 september 1944 ging ik naar de eerste klas. Ruim twee weken later, op 17 september, was de luchtlanding bij Renkum. Een dag later moesten we weer naar school, terwijl rondom Wageningen flink werd geschoten. Mijn moeder vertrouwde het niet helemaal en haalde me weer op. Twee weken later moesten we evacueren. Dus pas in september 1945 ging ik weer naar school. Meteen naar de tweede klas, terwijl ik maar twee weken in de eerste had gezeten. Daardoor miste ik een goede basis. De derde klas heb ik twee keer moeten doen en ik was niet de enige.’

Hoe was het om te moeten evacueren?
‘Deze keer was de evacuatie niet gepland. Ik ging met mijn ouders en zusje naar boer Breunissen aan de Rijnsteeg, die nog wat plek in de schuur had. Ik was zes en vond het prachtig; lekker slapen in het stro, spelen met de andere kinderen, het was een avontuur. Helaas moesten we na een paar dagen weer weg, omdat de Duitse soldaten ook dit stukje Wageningen tot Sperrgebiet hadden verklaard. We gingen naar een boer in Veenendaal, daarna naar een neef van mijn moeder daar. Ik had het overal naar mijn zin. Als je zo jong bent, heb je natuurlijk helemaal niet door hoe erg het allemaal is en heb je niet de zorgen die je ouders hebben.’

Ook niet tijdens de Hongerwinter?
‘We hebben in dit deel van Nederland niet echt honger geleden. Wel was er erg weinig. We zaten in Veenendaal met acht mensen. Van wat graan werd brood gebakken, waarvoor we zelf hout moesten zoeken om de oven op te stoken. Vers, warm brood, dat was echt feest. Soms werd er bij ons aangebeld door mensen uit het westen die op hongertocht waren. Ik herinner me dat een vrouw bij ons aan de deur kwam vragen of wij misschien een boterham voor haar kinderen hadden. “Een boterham kunnen we nog wel missen,” zei mijn oom en gaf in een papierenzak een boterham mee. Moet je je voorstellen, je hebt zelf te weinig, maar je geeft nog steeds iets aan iemand die het meer nodig heeft. We hebben haar helemaal nagekeken en zagen hoe ze verderop een hap nam en de rest weer in haar tas deed. Mijn nichtje was een beetje boos, want het was toch voor haar kinderen bedoeld. Mijn oom legde uit dat ze zelf ook erge honger had en de rest vast voor haar kinderen meenam.’

Hoe was het toen jullie bevrijd werden?
‘Vlakbij waar we woonden in Veenendaal was een grote wolfabriek. Op 5 mei 1945 werd daar een roodwitblauwe vlag gehesen. Iedereen dacht: “We zijn bevrijd!” Mijn moeder had van huis een vlag meegenomen en hing die meteen uit. Al vrij snel kwamen mensen ons waarschuwen dat ze die weg moest halen. “De moffen schieten ‘m eraf!” Dat hadden ze bij de wolfabriek ook al gedaan. Ze heeft de vlag meteen weggehaald. De Duitsers daar, en ook Nederlandse SS’ers, wilden zich niet overgeven. Die zaten met zo’n duizend man gelegerd in een oude sigarenfabriek. We moesten nog een poosje wachten op onze bevrijding, dat was pas op 9 mei. Mijn vader nam me die dag op de fiets mee richting station. Daar stonden rijen Engelse tanks, waar wij kinderen op mochten klimmen. Dat was prachtig. We waren vrij! Terug bij huis in Wageningen woonden er aardige Engelse soldaten bij ons in de buurt. Dat was leuk. We gingen bij ze langs om sigaretten voor je vader bietsen. Af en toe kregen we ook een reep chocola van ze.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892