‘Mijn oma zei tegen het Joodse meisje dat ze vanaf nu altijd in de tram mocht’


Pjotr, David en Figo vertellen het verhaal van Frank Meelker
Kraaipanstraat 58De Rivierenbuurt

Pjotr, David en Figo lopen van de Pinksterbloemschool in Amsterdam-Oost naar het huis van Frank Meelker. Eerst een hoge trap op naar de vierde verdieping, om erna te worden beloond met koekjes. In de woonkamer tikt een oude klok gezellig op de achtergrond. De Joodse grootvader van Frank Meelker heette Eli van Tijn en heeft veel goede dingen gedaan in het verzet. Eli was 38 jaar toen de oorlog uitbrak. Grootmoeder Mien van Tijn was ook een verzetsheld. Meneer Meelker vertelt hun verhaal.

Uw grootvader zat in het verzet, wat deed hij?
‘Voor de oorlog hielp mijn opa al vluchtelingen die vanuit Duitsland naar Nederland kwamen, want Hitler was er al aan de macht. Dus hij kende de verhalen van hoe erg het was in Duitsland. Het verbaasde hem niet toen de oorlog kwam.

In de oorlog had je scholen waar Joodse kinderen heen gingen en scholen voor niet-Joodse kinderen. Op de Joodse scholen moesten ook Joodse leerkrachten zijn. Mijn opa was hoofdonderwijzer op de Kraaipanschool. Op zolder van deze school zaten ’s nachts en in het weekend Joodse onderduikers. Dit was een tijdelijke plek totdat er een goede onderduikplek gevonden was en dan gingen mensen daar naartoe.

Mijn opa vervalste persoonsbewijzen en voedselbonnen, ook om zo aan eten te kunnen komen voor de onderduikers. Later in de oorlog drukten ze illegale krantjes en verspreidden ze. Als je gepakt werd, kreeg je een zware straf, dus het was spannend.

Via via kwam er een gevluchte Duitser bij hem die een persoonsbewijs nodig had. Deze man bleek een verrader te zijn. Toen hij het vervalste persoonsbewijs aan hem gaf, werd hij begin mei 1943 gearresteerd door de Nederlandse politie. Hij heeft een half jaar in een kamp in Amersfoort gezeten, en ging daarna naar Westerbork, nou die naam kennen jullie wel. Daar heeft hij negen maanden gezeten. Toen zat hij in de laatste trein naar Auschwitz. Het was er zo vol dat ze er niet meer mensen bij konden hebben. Uiteindelijk is hij omgekomen in een kamp naast Stuttgart in Duitsland.’

En wat deed uw oma in de oorlog?
‘Bij mijn oma en opa was een Joodse mevrouw ondergedoken. Ze werd door de kinderen ‘tante Joke’ genoemd, dat was haar verzetsnaam, ze heette eigenlijk Suzanne. Ze is heel oud geworden. Op een dag hoorde tante Joke dat een nichtje van haar was opgepakt. Een meisje van 2 jaar oud, dat met haar ouders in een kleine woning woonde. In de zomer van 1943 werden zij opgehaald om mee naar Duitsland te gaan. Het meisje sliep in een afgesloten kast.

‘s Avonds werden de ouders opgehaald om gedeporteerd te worden. Het meisje lieten ze expres liggen in de hoop dat anderen haar zouden vinden en haar zouden onderbrengen om de oorlog te overleven. Nou, dat meisje werd ‘s ochtends wakker en begon te huilen, want er was niemand. Anderen vonden haar en wat deden ze? Ze brachten haar naar de plek waar Joodse weeskinderen werden gebracht om te wachten op vervoer naar Duitsland, om daar te worden vermoord.

Dat verhaal hoorde mijn oma van tante Joke, en ze wist: ik heb geen moment te verliezen. Ze vroeg hoe dat meisje eruit zag. Geel truitje, bruin rokje, was het antwoord. Ze ging naar het verzamelpunt en knikte ‘goeiendag’ naar de Duitse militairen, vroeg waar dat meisje was, nam haar mee en knikte weer tegen die soldaten, alsof het zo hoorde.

Buiten zei het meisje: ik mag niet in de tram. Joodse mensen mochten dat niet. Mijn oma zei toen dat ze vanaf nu altijd in de tram mocht. Het meisje is bij ze gebleven tot haar vader, die de oorlog had overleefd, weer voor haar kon zorgen, samen met een lieve stiefmoeder. Ze heet Juliet. Dat meisje heeft mijn oma altijd mama genoemd. Ze woont in Australië en een paar keer per jaar spreek ik haar.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892