‘Mijn moeder vertelde me dat die vreemde vrouw mijn echte moeder was’


Lindsy, Dylano, Damian vertellen het verhaal van Samuel de Leeuw
Van Woustraat, AmsterdamAmsterdam-Noord

Samuel de Leeuw is als klein kind ‘weggegeven’ aan het verzet omdat hij Joods is. Zijn vader en moeder werkten bij de regenjassenfabriek Hollandia Kattenburg in Amsterdam-Noord. Daar zijn, na een inval, alle Joodse medewerkers opgepakt en meegenomen. Tegelijk met deze inval reden er wagens naar hun familieleden om hen ook op te pakken. Gek genoeg zijn meneer De Leeuw en zijn moeder niet meegenomen. Aan Lindsy. Dylano en Damian van de Klimopschool in Amsterdam-Noord vertelt hij zijn verhaal.

Hoe was het voor uw moeder om haar kind weg te geven?
‘Dat was natuurlijk de moeilijkste beslissing in haar leven geweest. Mijn moeder zat op de dag van de grote overval op Hollandia Kattenburg met mij als baby thuis op de Van Woustraat en zag de overvalwagens aan komen rijden. Ze stopten voor de deur, maar kwamen niet binnen. Waarom weten we nog steeds niet…misschien dachten ze dat ze iedereen al hadden. Mijn moeder hoorde later wat er gebeurd was en werd vreselijk bang. Er waren geruchten dat het verzet kinderen liet onderduiken. Ze heeft mij dezelfde avond meegegeven aan mensen van het verzet, die ze natuurlijk niet kende. Ze wist niet waar ik terecht zou komen en heeft tijdens de oorlog ook nooit geweten hoe het met me ging. Dat was groot geheim. Het was een hele grote vorm van moederliefde. Dezelfde dag ben ik naar Limburg gebracht en deze groep heeft meer dan 260 kinderen gered.’

Hoe was het om weer terug te komen na de oorlog in Amsterdam?
‘Ik ben in de oorlog terecht gekomen bij mijn pleegouders – zo zie ik ze nog steeds – in Limburg. Daar woonden we aan de heide. Ik heb heerlijk buiten kunnen spelen en was helemaal gewend aan die ouders. Ik noemde ze ook papa en mama. Toen ik in ’45-‘46 weer terugkwam in Amsterdam moest ik heel erg wennen. Van het buiten kunnen spelen in alle vrijheid naar een stad waar veel littekens waren. Sommige straten waren weg, veel verdriet. Mijn vader was vermoord. En alles moest weer opgebouwd worden. Mijn moeder had natuurlijk veel verdriet.’

Hoe was het na de oorlog voor u als kind?
‘Dat was niet makkelijk. Mijn moeder kreeg een nieuwe man, mijn tweede vader, die ook heel verdrietig was. Zijn zes kinderen en zijn eerste vrouw zijn allemaal vermoord. De oorlog was er altijd. Mijn ooms en tantes hadden verhalen over concentratiekampen en mensen die de oorlog niet overleefd hadden. Het was een tijd van verhalen en herinneringen over mensen die er niet meer waren. Ik ging naar school, maar het verdriet was er altijd. Ik vroeg mijn vader nooit naar zijn zes kinderen, dat was een taboe.’

Hoe heeft uw moeder u weer gevonden?
‘Bij Bureau Oorlogspleegkinderen werd alles bijgehouden en genoteerd. Ik heette Baukje in de oorlog en dacht al die tijd dat mijn pleegouders mijn ouders waren. Mijn pleegmoeder hoopte eigenlijk dat mijn moeder niet meer zou komen. Mijn moeder is gaan liften naar Limburg toen ze bericht kreeg waar ik zat. Ze deed daar een dag over. Ik kwam op een ochtend de slaapkamer van mijn ouders binnen en daar lag mijn moeder met een vreemde vrouw in bed. Ze werd wakker en ik vroeg wie dat was. Mijn moeder vertelde me toen dat die vreemde vrouw mijn echte moeder was. Ik begreep er natuurlijk niks van en ook voor mijn moeder was dat wreed. Ik was helemaal in de war, want ik had het heel erg naar mijn zin. Mijn echte moeder begreep dat het voor mij en mijn pleegouders moeilijk was. Mijn pleegouders heb ik tot hun dood verzorgd. Dat wat ze voor mij gedaan hebben is zo bijzonder. Zij hebben nooit kinderen gekregen en mijn kinderen hebben ze altijd opa en oma genoemd.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892