Luister hier hoe schrijver Zwaan Lakmaker de ontmoeting beleefde.
Nederlands English

‘Mijn moeder moest haar zoon meegeven aan vreemde meneren’


Khitam, Jasmin, Asan en Karim vertellen het verhaal van Samuel de Leeuw
Van WoustraatAmsterdam-Noord

De pepernoten, kikkertjes, KitKats en appelsap staan al te wachten als Khitam, Jasmin, Asan en Karim, leerlingen van De Vier Windstreken in Amsterdam-Noord, aankomen bij het huis van Samuel de Leeuw. Meneer De Leeuw is geboren in 1941, hij kan heel goed vertellen. Hij heeft als klein kind ondergedoken gezeten bij een familie in Heerlen. Na de oorlog kwam ineens een vreemde vrouw hem ophalen. Dat was zijn moeder.

Wat is er met uw vader gebeurd?
‘In 1942 is mijn vader door de Duitsers opgepakt. Mijn ouders werkten bij de Hollandia Kattenburg-fabriek in Amsterdam-Noord. Op 11 november 1942 vielen de Duitsers de fabriek binnen. Toen zijn alle Joodse werknemers opgepakt en in de trein gezet naar Westerbork of naar Scheveningen. Omdat ik al geboren was, was mijn moeder thuis en niet in de fabriek toen die razzia plaatsvond. Mijn vader was er wel en is opgepakt. Hij is naar Scheveningen gebracht, naar een gevangenis. Daar zijn ze verhoord en op 30 november zijn ze doorgestuurd met de trein naar Auschwitz. Daar is mijn vader omstreeks 28 februari door vergassing vermoord.’

Hoe kwam u bij uw onderduikfamilie?
‘Mijn vader was er dus al niet meer en toen zei mijn oom, de broer van mijn moeder: nou moet je hem maar laten onderduiken, want nu wordt het wel gevaarlijk. Maar je weet natuurlijk niet hoe dat werkt, onderduiken. Mensen hebben dat nog nooit meegemaakt. Mijn moeder had gehoord dat er een mevrouw in de straat was die Joodse kinderen liet onderduiken. Dus mijn moeder sprak die vrouw aan, maar die dacht dat het misschien wel een valstrik kon zijn en zei: nee, ik bemoei me er niet mee. Mijn moeder zei dat ze het toch echt had gehoord, maar die vrouw bleef bij haar ‘nee’. Het bleek dus wel waar te zijn, want dezelfde avond werd er bij mijn moeder aangebeld en stonden er twee vreemde mannen voor de deur. Jonge jongens, van een jaar of twintig. Ze zeiden: we komen uw kind halen. Toen moest mijn moeder haar zoon meegeven aan vreemde meneren die ze nooit gezien had, niet wetende of ze mij ooit terug zou zien. Zij niet levend of ik niet levend. Het is een heel groot offer dat mijn moeder deed.

‘Die twee mannen hebben mij naar Limburg gebracht, naar een centrum waar meer kinderen zaten en daarvandaan werden allemaal kinderen via het verzet ondergebracht bij pleegouders. Ik kwam bij een familie in Limburg terecht, in Heerlen. Zij hadden geen kinderen en hebben mij als kind aangenomen. Daar ben ik al die jaren geweest. Zij beschouwden mij als hun kind. Ze hadden me ook Boukje genoemd. Ik had een andere naam in de oorlog.’

Hoe heeft uw moeder u gevonden na de oorlog?
‘Mijn moeder is na een tijdje ook ondergedoken. Ze kwam bij een gezin in Heiloo terecht. De man van die vrouw zat ondergedoken in zijn eigen huis, heel bijzonder. In de oorlog hadden sommige mensen twee, drie, of vier onderduikers. Die moesten natuurlijk eten. Dus werden er door het verzet bonkaarten gebracht. Door een toeval stond op een van die bonkaarten mijn eigen naam. Dus mijn pleegvader in Limburg kwam achter mijn naam en is zo achter het adres van mijn moeder gekomen. Hij heeft mijn moeder een brief geschreven dat ik daar was. Dus mijn moeder wist dat ik in Heerlen was, dat ik nog leefde.

‘Na de oorlog heeft mijn moeder de stichting Oorlogspleegkinderen — die alles noteerde over waar kinderen ondergedoken zaten — gevraagd waar ik zat, en is mij komen halen. Zo heeft mijn moeder mij gevonden.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892