‘Mijn moeder gaf me aan mensen die ze niet kende, omdat het steeds gevaarlijker werd’
vertellen het verhaal van Samuel de Leeuw
Heerlen
Ayla, Elin, Adam en Ryan interviewen meneer de Leeuw op hun school Het Baken in Zaandam. Samuel de Leeuw is geboren op 5 november 1941. Hij is Joods. Hij was een klein jongetje tijdens de oorlog, heeft die tijd niet bewust meegemaakt. Toen hij 1 jaar was heeft zijn moeder hem aan het verzet meegegeven om hem te laten onderduiken, de moeilijkste keuze die ze ooit heeft gemaakt.
Welke maatregelen kwamen er toen de oorlog begon?
‘Met de Duitse bezetting kwamen er steeds strengere maatregelen. In het begin was er weinig verandering, maar later mochten Joodse mensen niet meer naar de bioscoop, het zwembad of het park. Ze moesten een gele ster dragen, die ze zelf moesten betalen. Een ster kostte 10 cent. Kinderen onder de 6 jaar hoefden geen ster te dragen. Je moest de ster zichtbaar op je jas, pak of jurk dragen. En zo werden de maatregelen steeds strenger. Op een gegeven moment werden de Joden opgepakt. Ze moesten zich verplicht melden en werden in treinen naar kamp Westerbork gebracht. Elke dinsdag vertrok er vanuit Westerbork een trein naar Auschwitz of Sobibor. Daar moesten de mensen werken of werden ze vermoord. Mijn vader werd ook via Westerbork naar Auschwitz gedeporteerd. Dat heeft hij niet overleefd.’
Wat voor werk deden uw ouders?
‘Mijn ouders werkten in een fabriek Hollandia-Kattenburg in Amsterdam-Noord. Daar maakten ze regenjassen. Toen ik werd geboren bleef mijn moeder thuis. Op 11 november 1942 vielen Duitse soldaten van de fabriek binnen. En hebben ze alle 367 Joodse werknemers meegenomen en ook hun familie, op transport gezet naar Westerbork. Waarna ze naar Auschwitz werden gedeporteerd. Van de 826 mensen die in dat transport zaten, overleefden er maar 8. Mijn vader zat ook in dat transport. Na de oorlog ontdekten we dat de fabriek waar mijn vader werkte was verraden door een meisje.’
Herinnert u zich nog iets van de oorlog?
‘Ik was nog een klein kind, maar ik herinner me dat ik ondergedoken was in Limburg. Aan het einde van de oorlog, toen ik vier of vijf jaar oud was, kwamen de Amerikaanse of Canadese tanks Heerlen binnen om Nederland te bevrijden. De oorlog in Limburg was minder heftig dan in het westen, waar veel steden gebombardeerd waren. In Limburg woonden we aan een heide, we hadden een tuin en verbouwden we ons eigen voedsel. We aten sla, bloemkool en bonen. Veel bonen.’
Hebben uw ouders of uzelf moeilijke keuzes moeten maken?
‘Mijn moeder heeft een ontzettend moeilijke keuze gemaakt door mij weg te geven om me onder te laten duiken. Ik was een baby van 1 jaar. Ze gaf me aan mensen die ze niet kende, omdat het steeds gevaarlijker werd. Het was een moeilijk besluit, omdat ze niet wist of ik zou overleven of ooit terug zou komen. ‘Mijn moeder gaf me aan mensen die ze niet kende, omdat het steeds gevaarlijker werd.’
Waar heeft u ondergedoken gezeten?
‘Ik werd ondergebracht bij een gezin in Heerlen, via het verzet. Deze verzetsgroep bracht 270 kinderen in veiligheid en ze hebben het allemaal overleefd. We werden eerst naar een verzamelpunt gebracht. Niet alle 270 kinderen tegelijk. Daar kwamen mijn pleegouders mij ophalen. Mijn pleegouders wisten niet hoe ik echt heette en noemde mij Baukje en ik was in de eerste instantie hun neefje want de buren wisten dat ze geen kinderen hadden. Ik dacht dat zij mijn echte ouders waren. Later zijn ze voor mij naar Heerlen verhuist waar ik hun ‘zoon’ werd. Ik kwam uit het rustige Limburg, waar de oorlog minder gevoeld werd dan in het westen. We woonden aan een heide, en het was daar rustig en ontspannen.’
Hoe was het voor uw moeder na de oorlog?
‘Mijn moeder overleefde de oorlog omdat zij ging onderduiken in Heiloo, waar ze werkte als huishoudster. Na de bevrijding kwam ze mij ophalen in Limburg. Dus dat herinner ik me goed. Dat was niet zo makkelijk, want Nederland lag natuurlijk helemaal in puin. Ze ging liften naar Limburg toe. Toen ik later naar Amsterdam kwam, was het een schok. De stad was grotendeels gebombardeerd, huizen waren vernield en mijn familie was uitgemoord. Ik had geen opa’s, oma’s, ooms en tantes meer. Amsterdam was vol verdriet en leed, met veel Joden die vermoord waren, 75%. Mijn moeder bracht me regelmatig terug naar Limburg om even te wennen. Uiteindelijk bleef ik in Amsterdam om naar school te gaan, maar ik ben altijd teruggegaan naar Limburg, waar mijn pleegouders woonden. Mijn kinderen noemden hen ook ‘opa’ en ‘oma’.’
Hoe merkte u dat de oorlog voorbij was?
‘De tanks kwamen de stad binnen en mensen gingen de straat op. Er werd gedanst, vlaggen werden uitgehangen en kinderen kregen chocola van de bevrijders. De Duitsers gingen weg en de NSB’ers werden opgepakt. De koningin kwam weer terug uit Engeland, waar zij heen was gevlucht. Na de bevrijding kon men weer naar de radio luisteren en er kwam een nieuwe regering. Nederland begon zich langzaam weer te herstellen. Dus met andere woorden: Nederland, was weer Nederland.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.