‘Mijn knuffel Mies heb ik gekregen in het weeshuis’


David, Kee, Lucy, Pip vertellen het verhaal van Lous Steenhuis
LinnaeusstraatAmsterdam-Oost

Na een voorstelrondje start Lous Steenhuis met het voorlezen van een eigen verhaaltje: een sprookje van een prinsesje dat de oorlog overleefde. David, Kee, Lucy en Pip van de Lidwinaschool in Amsterdam-Oost hebben al gauw door dat het prinsesje uit dit verhaal nu in levende lijve voor hen zit. Aandachtig luisteren ze hoe mevrouw Steenhuis vertelt hoe ze op driejarige leeftijd werd opgepakt en naar verschillende concentratiekampen werd gebracht.


Wat betekenen uw knuffel en het jurkje voor u?
‘Ik was eigenlijk te klein om me echt iets te herinneren. Dat is eigenlijk maar goed ook. Toch hecht ik wel waarde aan een aantal voorwerpen van toen. Het jurkje is voor mij heel bijzonder omdat het mijn eerste jurkje was. Het is gemaakt door mijn oma, die was naaister. Toen de oorlog begon wisten mijn vader en moeder dat ze moesten onderduiken. Omdat ze Joods waren was het niet meer veilig voor ze. Maar mijn oma, die ook Joods was, wilde niet onderduiken. Die dacht dat het wel mee zou vallen. Ik ga wel kleren naaien voor gevangenen daar in Auschwitz, zei ze. Toen is ze meteen opgepakt en daar direct vermoord. Ze heeft er dus geen kleren kunnen maken en ik heb haar eigenlijk nooit gekend. Omdat ik nog zo klein was. Mijn knuffel Mies heb ik gekregen in het weeshuis, lieve vrouwen maakten daar speelgoed voor de kinderen. Het is denk ik heel belangrijk om een knuffeltje te hebben in zulke tijden.’

Hoe bent u uiteindelijk in de kampen terechtgekomen?
‘Toen de oorlog uitbrak, gingen vader en moeder en ik onderduiken. Dat was best gevaarlijk dus werd ik ondergebracht bij mijn tante en oom, de broer van mijn vader. Hij was ook Joods maar in een gemengd huwelijk, dat mocht toen nog. Ik moest toen ook papa en mama tegen ze zeggen. Maar in 1944 was dat gemengde huwelijk niet meer toegestaan dus dook mijn oom ook onder en moest ik ergens anders naartoe. Ik kwam terecht bij een gezin in Amsterdam waar nog een Joods meisje was ondergedoken. Dat meisje werd verraden en opgepakt. In de gevangenis heeft ze mij weer verraden. Pas drie jaar was ik toen ik ook in de gevangenis kwam. Gelukkig was er een lieve mevrouw die zich over mij ontfermde en met haar ben ik toen naar Westerbork gegaan.’

Kunt u iets vertellen over zo’n kamp?
‘Vanuit Westerbork werden we met de laatste trein naar Bergen-Belsen gebracht. We lieten Westerbork leeg achter. Ik moet dus wel zeggen dat veel van wat ik vertel soms bijna voelt alsof het een droom is. De verhalen heb ik van mijn moeder, die de oorlog heeft overleefd, en van andere Joodse kinderen met wie ik in de kampen was. En de foto’s helpen mij flarden herinneren. Een jongen die al iets ouder was in die tijd herinnert zich nog hoe Hitler het Rode Kruis voor de gek hield in Theresienstadt. Voor één dag was het daar toen helemaal ‘opgeleukt’ met gordijntjes, groentetuintje en er was zelfs wat te koop in het winkeltje. Hij zelf kreeg mooie kleren aan in plaats van zijn vieze gevangenis kleren. Maar dat was dus schijn, aan het einde van de dag werd alles weer teruggedraaid. Het hoorde bij de propaganda van Hitler. Die wilde daarmee zeggen: kijk hoe goed wij zijn voor de Joden.’

Zijn uw ouders verdrietig geweest?
‘Ik heb wel met mijn moeder over de oorlog gesproken, maar als ik vroeg hoe ze het eigenlijk vond, praatte ze daar liever niet over. Mijn moeder zat in het verzet. Met een gestolen persoonsbewijs waarin dus niet stond dat ze Joods was, heeft ze de oorlog overleefd. Voor de Februaristaking werden bijvoorbeeld pamfletten uitgedeeld die mijn moeder had geschreven. Sstaakt, staakt, staakt’ in het handschrift van mijn moeder.

‘Mijn vader zat ergens op een ander adres ondergedoken en die werd verraden. Hij is toen naar het politiebureau gebracht. Daar heeft hij geprobeerd te vluchten. Er zijn wel vijftien kogels op hem afgevuurd. Later toen ik het politierapport daarover las, begreep ik waarom zo’n jonge sterke man als mijn vader in Auschwitz direct is vermoord. Hij was immers gewond geraakt door die kogels dus kon niet meer werken. Onderweg in de trein heeft hij nog wel een briefkaart aan mijn moeder uit het raampje gegooid. Ik heb jaren geleden kunnen ontcijferen wat er staat, het was een uitgebreide brief. Een zinnetje was: Ro (zo heette mijn moeder), vertrouw op de goede afloop en wees voorzichtig. Mijn vader is maar 26 jaar jong geworden.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892