‘Mijn hart ligt in Suriname’


Dina, Joosje, Zeynep, Sara, Jaydee vertellen het verhaal van Gerard Brandon
Haarlem

Op een zonnige junidag ontmoeten Dina, Joosje, Zeynep, Sara en Jaydee van het Rudolf Steiner College in Haarlem Gerard Brandon. Op een bijzondere plek, namelijk in het Balinese huisje in de tuin van de Indische woongroep ‘Lieflijk Indië’ vlakbij school. Meneer Brandon is op de fiets gekomen, want hij woont ook in de buurt. Hij heeft de vrijverklaringsbrief van zijn overgrootmoeder meegenomen. Zo komt het koloniaal verleden meteen heel dichtbij. Later zal hij uitleggen waarom de brief destijds zo belangrijk was. Hij begint te vertellen dat hij in 1949 in Paramaribo geboren. Zijn vader was bewaker in een gevangenis en zijn moeder was verpleegkundige. Hij was enig kind.

Hoe ging het eraan toe in de stad Paramaribo?
‘Ik ben opgegroeid in een periode dat het nog goed ging in Suriname. Ik kom uit een gezin dat het goed had. Dat gold voor de meeste gezinnen toen. Er was nog een groot zogeheten middenkader dat bestond uit mensen die niet heel rijk waren, maar ook niet arm. Ik had het heel erg naar mijn zin in Paramaribo. Ik had veel vrienden, speelde piano en ik zat in een drumband. Ik tenniste twee keer per week en ik ging veel uit. Nu is het heel anders in Paramaribo. Nu zijn de meeste mensen heel arm en daardoor is er ook veel criminaliteit. Nu is het gevaarlijk op straat als het donker wordt.’

Wat leerde u op school over Suriname en over Nederland?
‘Ik ging in 1955 naar de basisschool en er werd al snel duidelijk gemaakt dat Suriname deel is van het Koninkrijk der Nederlanden, maar dan het minder ontwikkelde deel. Er werd gezegd: ‘Jullie land stelt niks voor. Jullie gaan toch allemaal naar Nederland toe, daar is alles veel beter.’ Suriname is altijd heel sterk gericht geweest op Nederland. Het sprak voor zich dat mensen voor een studie naar Nederland gingen. In 1970 kon je in Suriname alleen maar Rechten en Geneeskunde studeren. Ik wilde Maatschappelijk Werk studeren aan de Sociale Academie in Baarn. Tegenwoordig kan je niet meer zo makkelijk vanuit Suriname in Nederland komen wonen of studeren. Er wordt nu juist geprobeerd om mensen in Suriname te laten blijven, maar ik las laatst in de krant dat 80% van de jongeren naar Nederland toe wil.’

Hoe was de overgang naar Nederland?
‘Dat ging vrij soepel. Ik kwam in juni 1970 naar Nederland en ik was goed voorbereid. De helft van mijn familie was hier al en ik werd door hen opgevangen. Ik sprak natuurlijk al Nederlands en ik had op school al veel geleerd over Nederland. Toen ik met de trein naar Groningen moest, wist ik perfect de weg. Ik moest wel heel erg wennen aan het weer. Tot de dag van vandaag heb ik moeite met de kou, vooral als het gaat vriezen!’

Bent u gelijk in Haarlem komen wonen?
‘Toen ik hier in 1970 kwam, ben ik eerst in Baarn gaan wonen voor mijn studie. In 1974 was ik afgestudeerd en ben ik getrouwd. Toen ging ik Andragogie (volwassenenbegeleiding) studeren in Groningen. Ik heb onder andere in de gevangenis criminelen begeleid. Vlak na de geboorte van onze zoon Winston zijn we naar Haarlem verhuisd.’

Wat zijn de verschillen tussen Suriname en Nederland?
‘Suriname is tropisch, dus het is constant 25-30 graden. Het leven speelt zich buiten af. Je eet buiten, je zit buiten met vrienden. Je bent veel minder in huis dan hier in Nederland. Ik mis Suriname niet, want het land is zo arm en crimineel geworden. Maar je hebt natuurlijk een emotionele band met het land waar je bent opgegroeid. Thuis praten we nog heel veel over Suriname en we hebben daar veel familie. Zij komen ook vaak naar Nederland toe. Mijn hart ligt in Suriname. Ik kan dus niet zijn op de plek waar mijn hart ligt. De laatste jaren ben ik maar weinig in Suriname geweest, maar eerder ging ik er wel vaak naartoe. Sinds 1970 ben ik wel tien keer terug geweest. Ik zou graag vaker op vakantie naar Suriname willen.’

Wordt er in uw familie veel over het koloniale verleden gepraat?

‘Ja, we praten veel over het slavernijverleden. Ook omdat er documenten bewaard zijn gebleven. We hebben niet alleen een vrijverklaringsbrief van mijn overgrootmoeder die ik nu naar dit interview heb meegenomen, maar ook die van mijn betovergrootmoeder. Zij waren tot slaaf gemaakte vrouwen en werden vrijgekocht door hun slavenhouders. Toen kregen ze een soort identiteitsbewijs waarmee ze kon aantonen dat ze vrij waren. Ze mochten daarmee gaan en staan waar ze wilden. Ze mochten trouwen en kregen allerlei rechten die tot slaafgemaakte mensen niet hadden. Na de afschaffing van de slavernij in 1863 hebben veel mensen de brieven verscheurd, want ze waren niet meer nodig. Mijn familie vond de brieven waardevol en heeft ze bewaard. Ik ben er trots op dat zij die beslissing hebben genomen. Wij koesteren nu de brieven.

Op 30 juni 2023 opent er een expositie in het Provinciehuis in Haarlem over het slavernijverleden, georganiseerd door mijn zoon Winston. Daar komen de twee vrijverklaringsbrieven te hangen. Voor een tentoonstelling willen we ze natuurlijk graag beschikbaar stellen, zodat anderen door deze brieven kunnen leren over het slavernijverleden.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892