‘Met oma op de kar zijn we onder granaatvuur gevlucht naar Wirdum’
Jordy, Kiandro en Kirsten vertellen het verhaal van Adam Voetman
Appingedam
Adam Voetman (1928) was 12 jaar toen de oorlog begon en woonde met zijn ouders en zus in Appingedam. Aan Jordy, Kiandro en Kirsten vertelt hij zijn verhaal. De leerlingen van het Eemsdelta College in Appingedam luisteren aandachtig.
Waar was u toen de oorlog uitbrak?
‘Dat was 10 mei 1940, toen was ik bij een tante in Wirdum. We luisterden naar de radio en hoorden dat de Duitsers Nederland waren binnengevallen. De oudste zoon van mijn tante was militair in Haarlem, en daar werd op dat moment gebombardeerd. Mijn tante raakte helemaal van de kaart. Ik ben toen op de fiets naar huis in Appingedam gegaan. Ik was nog jong, 12 jaar.’
Was u ook bang in de oorlog?
‘In de oorlog woonde ik met mijn zus en mijn ouders aan de Prins Hendrikstraat.
Door het nieuws dat de Duitsers Nederland waren binnengevallen, was ik heel bang geworden. Ik was zo bang dat ik op mijn fiets steeds achterom keek of er Duitsers aankwamen. Ik dacht: straks komen er Duitse soldaten achter mij aan, maar die waren er toen nog niet.
In oorlogstijd mocht je geen radio hebben, maar mijn vader had onze radio stiekem in de kast staan en we luisterden naar de Engelse zender. Wij hoorden: Geachte luisteraars, ons land zal nooit een Duitse provincie worden, hier Radio Oranje.
Ik was ook bang voor mijnen. Zo is mij bijgebleven dat veel wegen waren voorzien van mijnen. Het was gevaarlijk want als je niet goed liep dan konden ze ontploffen. De mijnen lagen als een dambord, als vierkanten verspreid. Ik heb een keer gezien dat een tank op een mijn was gelopen en daardoor helemaal was verwoest.’
Heeft u moeten vluchten?
‘Bij de bevrijding moesten wij evacueren. De Canadezen in Appingedam werden beschoten door de Duitsers vanuit Nansum, dat ligt vlakbij Appingedam, en vanuit Fiemel, dat ligt bij Termunten, en vanuit Borkum, een eiland voor de Duitse kust.
Toen Appingedam zo onder vuur kwam te liggen, zei het gemeentebestuur dat alle bewoners de stad moesten verlaten.
Mijn opa en oma woonden destijds bij ons. Mijn oma liep niet meer zo goed, ze waren ook al in de tachtig. Gelukkig had een buurman een handkar achter zijn huis staan. Ik heb toen de handkar gepakt en met oma op de kar zijn we, samen met een tante en haar drie kleinkinderen, onder granaatvuur gevlucht naar Wirdum.
We moesten 6 kilometer lopen naar het huis van mijn tante in Wirdum, dat duurde ongeveer een uur. We hoorden dat er werd geschoten en gebombardeerd. We dachten dat het er veiliger was, tot ook Wirdum werd beschoten vanuit de hoge toren in Farmsum. Bij die beschieting zijn veertig Canadese militairen gesneuveld, dat heb ik allemaal gezien.
Moet je nagaan, die soldaten waren helemaal van Canada naar Normandië gekomen en toen naar ons in Wirdum, waar ze alsnog sneuvelden. We zijn gaan kijken bij de begrafenis van de militairen. Ik weet nog dat er doedelzak werd gespeeld.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.