‘Met het schip De Oranje kwamen we op kerstavond aan in Amsterdam’
Pommeline, Anna, Krijn en Taeke vertellen het verhaal van Inge Bruyn
Indonesië
Pommeline, Anna, Krijn en Taeke interviewen Inge Bruyn (1949). Zij groeide op op Java in Indonesië. Mevrouw Bruyn is al vroeg op de Willem-Alexanderschool in Bergen en heeft van alles bij zich. Fotoboeken, een houten beeld en mooie batikdoeken waarmee ze de tafel versiert, waaraan iedereen gaat zitten. De interviewers zijn heel nieuwsgierig.
Hoe was het leven voor u in Indonesië?
‘Ik groeide op in Soerabaja op Java en woonde ook in Bandung en in Jakarta. Mijn ouders hadden de Nederlandse nationaliteit. Mijn grootvader kwam ooit als militair naar Indonesië en trouwde met een inheemse vrouw, zoals zovelen. De grootvader van mijn moeders kant is ooit vanuit Kenia naar Suriname gekomen.
We woonden in een groot huis in een groot veld met heel veel personeel. Voor alles was er iemand, voor de tuin, voor de keuken, om te koken, om voor ons te zorgen, een chauffeur.. enzovoort. Op het veld woonden nog meer best wel rijke mensen. Rondom het veld was een groot hek waar we niet doorheen mochten. Daarachter was een muur en daarachter een school. Ik ging samen met de kinderen van de rijke families naar een andere school, daar werden we met de bus heengebracht.
Ik vond het helemaal niet fijn dat ik niet door dat hek mocht. Ook was ik heel nieuwsgierig naar de kinderen van de school achter de muur. Als vijfjarig meisje gooide ik daarom mijn poppen over de muur, ik dacht dat ik dan naar de andere kant mocht om mijn poppen op te halen en dan zou ik lekker kunnen spelen met die kinderen. Maar mijn moeder zei: echt niet! Het was te gevaarlijk. Mijn moeder was vooral heel bang dat ik ontvoerd zou worden en dat ze veel geld voor mij zouden vragen. Daarom mochten we ook niet met de baboe mee naar de markt. We zaten altijd achter dat hek en we konden dus alleen met de kinderen spelen die bij ons op het veld woonden.’
Hoe was de oorlog voor uw ouders?
‘Mijn moeder en vader kwamen in een jappenkamp terecht. Dat was vreselijk voor hen. Mijn moeder moest zwaar werk doen en stond van 12.00 tot 17.00 rechtop in de brandende zon. Mijn vader werkte voor de Birma-spoorlijn die toen werd aangelegd.
Voordat de oorlog uitbrak zat mijn vader bij de marine. Toen iemand daar vroeg wie er kon koken, stak mijn vader zijn hand op terwijl hij helemaal niet kon koken… Hij kon nog geen ei bakken! Daar heeft hij goed leren koken en leerde hij veel over voedsel. Dat was ook de reden dat hij eetbare wortels herkende die groeide langs de spoorlijn die ze moesten aanleggen. Mijn vader trok ze uit de grond en zorgde er zo voor dat hij genoeg te eten binnenkreeg.’
Waarom gingen jullie weg uit Indonesië?
‘Na de oorlog barstte de onafhankelijkheidsstrijd los; Indonesië wilde onafhankelijk worden en wilde niet meer dat Nederland de baas was. Nederland wilde nog steeds de baas zijn dus dat werd een vreselijke strijd. Ik vond het normaal dat Indonesië vrij wilde zijn van Nederland, het was tenslotte hun land.
Alle Nederlanders moesten het land uit en omdat mijn beide ouders de Nederlandse nationaliteit hadden gingen ook wij naar Nederland. We reisden op een luxe schip, De Oranje, en kwamen op kerstavond aan in Amsterdam. Daar gingen we allemaal, in bussen. Toen ik al een poosje in de bus zat dacht ik: wanneer zijn we nou in Nederland? Ik zie helemaal geen sneeuw en ijs? Ik vroeg het aan mijn moeder maar die zei: we zijn allang in Nederland. Ik kon het niet geloven. In Indonesië had ik allemaal ansichtkaarten ontvangen uit Nederland met de kerst waarop sneeuw stond en schaatsende mensen…
Toen we in een contractpension aankwamen kregen we twee kleine kamertjes, er was geen eten en geen douche. We dachten: wat is dat nou? Het is kerstmis! Na de kerstvakantie moest ik naar school. De kinderen reageerden heel raar op mij. Ze zeiden: heb jij je wel gewassen want je ziet zo bruin en heb je je oogjes gewassen? Of ze vroegen of ik in een bamboehutje woonde en waar mijn bananenrokje was. Ik begreep het toen helemaal niet. Ik had er nog niet zoveel last van, vond het alleen heel raar, al die opmerkingen. Maar later in Utrecht ben ik heel veel gepest, dat was echt heel erg. Als je veel gepest wordt heb je daar heel erg lang last van, als een soort groot trauma, het werkt heel lang door in je leven.’
Hebt u nog wel sneeuw en ijs meegemaakt dat jaar?
‘Toen ik 5 jaar was en op een flat in Utrecht woonde, maakte ik mee dat het hard ging vriezen. Voor de flat was een pleintje en ik dacht: als ik daar nou wat water overheen gooi dan wordt het een ijsbaan. Dus ik haalde twee emmertjes water en gooide dat over het plein, maar dat was niet genoeg. Ik haalde nog twee emmertjes water maar het was nog steeds niet genoeg. Toen kwam er een meneer en die vroeg of hij me kon helpen. Hij pakte een tuinslang en spoot zo het hele pleintje onder water. Toen hebben we daar twee dagen op geschaatst.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.