‘Met een half varken fietste mijn vader door een Duitse controlepost’


Akram, Ayuub, Rabiya en Naoufal vertellen het verhaal van Nicolaas Dekker
Osdorperweg 539Amsterdam Nieuw-West

Of Nicolaas Dekker (1939) het leven vroeger beter vond of toch tegenwoordig? Hij vindt het een ingewikkelde vraag. Akram, Ayuub, Rabiya en Naoufal van IKC Het Talent in Amsterdam Nieuw-West interviewen meneer Dekker over de Tweede Wereldoorlog. Maar het wordt een gesprek over veel meer dan alleen de oorlog. Het is ook een gesprek over het ‘nu’, en of meneer Dekker bijvoorbeeld al gevaccineerd is.

Hoe kwam u de oorlog door?
‘Vooral door gewoon naar school te gaan. Ik woonde aan de Osdorperweg en zat in Sloten op de Sloterschool. Het gebouw staat er nog steeds, maar heet nu De Driesprong. Elke dag liep ik bijna een uur naar school en ’s middags weer een uur terug. We moesten ook elke keer weer naar een andere school. ‘s Morgens als je naar school ging, wist je nooit naar welk gebouw je nu weer moest. Dan was er weer een luchtalarm en dan was het op dat moment te gevaarlijk en dan moesten we naar een andere locatie. Toen de oorlog voorbij was, was ik vooral blij dat we gewoon weer naar onze eigen school konden, waar we thuishoorden. Na schooltijd moesten we vroeger vaak werken in de bakkerij van mijn vader. Soms moest ik om twee uur ’s nachts uit bed daarvoor. En als we niet thuis moesten werken, dan moesten we bij de boeren werken. ’

Heeft u honger gehad tijdens de oorlog?
‘Mijn vader was dus bakker en had ook een tuinderij waar hij groente verbouwde. Ook slachtte hij stiekem varkens, koeien en schapen in de schuur. Wij hadden dus altijd brood, groente en zelfs vlees. We hadden eten en drinken in overvloed. Ik heb nooit honger gehad, zelfs niet in de Hongerwinter. Daar hebben we veel geluk mee gehad. Soms zaten we met wel vijftien mensen aan tafel, omdat we altijd onderduikers in huis hadden. Tijdens de Hongerwinter werd er geregeld ’s avonds op het raam getikt door voorbijgangers, of ze wat te eten konden krijgen. Mijn moeder gaf altijd wat sneetjes brood.’

Wie waren die onderduikers?
‘Nou, het waren er een heleboel. Bij elkaar wel een stuk of tien. Je wist eigenlijk nooit hoeveel mensen er in huis waren. Ze sliepen met z’n allen op de zolder. Een van de onderduikers – een Joodse vrouw – is overleden terwijl ze bij ons ondergedoken zat. We konden haar natuurlijk geen normale begrafenis geven. Even verderop zaten bij mijn opa en oma ook een paar onderduikers. Een van hen is later mijn oom geworden. Tegelijkertijd hadden mijn opa en oma ook een hoge, Duitse militair bij hen in huis. Hij moest daar slapen en als ze dat zouden weigeren, zouden ze doodgeschoten worden. Als die militair in huis was, lag mijn oom, de onderduiker dus, achter in de tuin. Daar heeft hij vaak ‘s nachts moeten slapen.’

Zijn uw ouders nooit verraden?
‘Mijn vader was heel erg brutaal. Hij was voor niemand bang, ook niet voor de Duitsers. Zo luisterde hij stiekem naar de radio, naar de Engelse zender. En hij is ooit op de fiets met een half varken in een mand door een Duitse controlepost gereden. Hij stak zijn hand op, begroette de militairen en reed zo door alsof er niks aan de hand was. Als ze hadden gezien dat er een half varken in die broodmand lag, was hij doodgeschoten. Ik heb die fiets nog lang gehad en vijf maanden geleden verkocht. ’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892