‘Met Bevrijdingsdag reed er een Canadese truck door de Ribesstraat’
Danniella, Saba, Jermaine vertellen het verhaal van Joop Hoogduin
Latherusstraat, AmsterdamAmsterdam-Noord
In het knusse huis van Joop Hoogduin vindt een bijzondere ontmoeting plaats. Aan de drie leerlingen van De Kinderboom in Amsterdam-Noord die meneer Hoogduin komen interviewen, vertelt hij dat hij bij het verbouwen van de kelder nog een onderduikplaats vond met oude kleren en kranten uit 1942. Er zitten vier continenten in één woonkamer: Danniella uit Ghana, Saba uit Afghanistan, Jermaine uit Suriname en meneer Hoogduin uit Nederland. Het interview gaat over de Tweede Wereldoorlog, maar ook over wereldvrede.
Waarom verhuisden jullie naar Amsterdam-Noord?
‘Toen de oorlog begon, woonde ik met mijn ouders en broer in de Marco Polostraat in Amsterdam-West. Wij woonden daar precies naast een school, op drie hoog. Toen de Duitsers kwamen, namen ze de school in beslag en stalden daar hun paarden. Ik weet nog dat ik een keer bij de paarden ging kijken, en dat best spannend vond. De Duitsers droegen mooie uniformen, vond ik. Ik kreeg van een aardige Duitser daar een stuk ‘kuch’, dat is Duits hard brood. Trots nam ik het mee naar mijn moeder, maar kreeg flink op m’n donder. Ik mocht niks aannemen van de vijand maar ik had natuurlijk geen idee. Aan de overkant woonde een NSB-gezin. Ze hadden een jongetje van mijn leeftijd en die liep altijd in een mooi pakkie, een NSB-uniform met een glimmend mes aan de zijkant. Ik was daar wel jaloers op. Met hem omgaan mocht ik niet, want dat waren landverraders. Al die omstandigheden maakten dat we verhuisden we naar de Latherusstraat in Amsterdam-Noord. Ik was toen 7 jaar. Die hoge grote weg die er nu ligt, was er toen nog niet. En waar nu de winkels op het Mosveld zijn, waren vroeger de voetbalvelden van de Volewijckers. In 1942 werden ze zelfs landskampioen. Daar woonde ik vlakbij. Ik voetbalde er ook. Het was een hele prettige buurt. Ik merkte aan het begin weinig van de oorlog.’
Heeft u ook Duitsers ontmoet?
‘Tegenover de Klimopschool, op de Varenweg, was vroeger een telefooncentrale en die was bezet door de Duitsers. Maar dat waren Duitsers die opgeroepen waren, dus geen SS’ers. De SS’ers waren de ‘gemene’ Duitsers, zo noemden wij die, maar de ‘gewone’ Duitsers vielen vaak wel mee: dat waren gewoon mensen zoals jij en ik. Die werden ook maar gedwongen om hier iets te bezetten of in de gaten te houden. Bij de telefooncentrale stond eens de deur open, ze hadden er een opslag van kolen, aardappelen en wat groenten. Ik ben toen met mijn broer stiekem naar binnen gelopen. We hadden een plus fortbroek aan, dat is een soort pofbroek met elastiek bij de enkels. In die broek verstopten we aardappelen en die bleven dan bij de enkels hangen. We konden niet meer zo goed lopen want het was best zwaar. Toen we naar buiten liepen, werden we op onze schouder getikt. Het was opgevallen dat we zo raar liepen en we moesten ons melden bij de commandant. Het was een hele vriendelijke man. Hij vroeg ons waarom we dat gedaan hadden, en wij antwoordden dat we honger hadden en dat mijn moeder geen eten had. Hij zei dat we dit niet meer moesten doen want als de SS’ers ons zouden oppakken, moesten we naar de gevangenis. Hij liet ons wel gewoon gaan en zei dat we voorzichtig moesten lopen. Gelukkig was het maar een klein eindje.’
Heeft u ook honger gehad in de Hongerwinter?
‘Nee, dat kan ik me niet herinneren. Mijn vader had een vriend in de stad en die had een ijsfabriek, Sierkan ijs. En mijn vader verkocht hier in de buurt ijs met een ijscokar, zo’n trapfietskar, en riep dan: ‘Sierkan roomijs, sierkan roomijs’. Iedereen kende hem. Voor vijf cent kocht je een ijslolly. Het ijs werd gemaakt van melkpoeder. Als hij ijs ging halen nam hij ook melkpoeder mee, dat hij dan weer ruilde voor brood, aardappelen of andere dingen. Zodoende hadden wij het niet zo erg als een ander.’
Hoe was voor u de Bevrijdingsdag?
‘Mijn oma, de moeder van mijn moeder, woonde iets verderop in de Ribesstraat. Ik was dol op mijn oma. Met Bevrijdingsdag reed er een Canadese truck door de straat, die witbrood kwam brengen. Mijn oma stond in een lange rij, het was druk, en zij werd opzij gedrukt. Toen kwam die vrachtwagen met brood en viel ze op de stoep met haar hoofd en toen was ze dood. Bevrijdingsdag is altijd een verdrietige dag geweest.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.