‘Mensen mochten mij niet omdat ik een buitenlander was’


Leonoor, Maud, Alex vertellen het verhaal van Annemarie ten Brink
Amsterdam-Noord

Leonoor, Maud en Alex interviewen Annemarie ten Brink in een leeg lokaal van de Nieuwe Havo in Amsterdam-Noord. Mevrouw Ten Brink is met de metro naar school gekomen. Rustig vertelt ze over haar verleden in Nederlands-Indië.

Wat is uw connectie met Nederlands-Indië en hoe bent u daar gekomen?
‘Mijn vader was marine-officier bij de koninklijke marine, en hij was in Nederlands-Indië geplaatst. Eigenlijk moest hij om de zoveel jaar terug naar Nederland, maar vanwege de oorlog die uitbrak bleef hij in Indonesië. Mijn moeder woonde al vanaf haar zevende in Nederlands-Indië. Mijn vader kwam destijds met een schip aan in Nederlands-Indië, en ontmoette er mijn moeder. Ze werden verliefd en trouwden. In 1931 werd ik geboren. Wij hadden thuis een kokkie (die kookte) een jangas (deftige bediende) die serveerde en de afwas deed, en een tuinier. We waren vaak in de keuken en zagen daarom ook wat de kokkie deed. Het was altijd gezellig bij de kokkie.’

Hoe was het om in zo’n kamp te zitten?
‘Bij de Slag in de Javazee heeft mijn vader meegevochten. Hij kwam helemaal overspannen terug. Ik was zelfs bang voor mijn vader omdat hij zo erg veranderd was: je herkende de aardige man van vroeger niet meer. Mijn vader ging eerder het kamp in dan wij, en ik was eigenlijk wel een beetje opgelucht omdat hij zo veranderd was. Alleen heb ik hem helaas daarna nooit meer gesproken omdat hij gestorven is nog voordat wij het kamp ingingen. Hij was erg ziek geworden, maar ze hadden geen medicijnen. Door deze gebeurtenis wisten wij al dat de kampen niet zomaar iets waren. Uiteindelijk werden ook wij opgepakt. Ik was intussen 11 jaar oud, en moest helpen met corvee en schoonmaken of koken voor het kamp. Ook moesten we van de Japanse wacht grond omspitten, gras snijden en koffers sjouwen op het station. Omdat ik zo jong was, vroeg ik me niet echt af wat er in het kamp gebeurde, het was gewoon afwachten. Ik was wel erg blij dat ik er met mijn zussen, broertje en moeder zat. Waren ik en mijn zus jongens geweest, dan hadden we naar het mannenkamp moeten gaan.’

Hoe was het om voor het eerst in Nederland te komen?
Toen de oorlog voorbij was, was er heel veel onrust in het land. We besloten daarom met de boot naar Nederland te gaan. Onderweg stopten we bij Sri Lanka omdat we kleding en benodigdheden nodig hadden. Vier maanden zijn we er gebleven, ik ging er naar school en had een leuke tijd. Toen het zover was om op de boot naar Nederland te gaan, had ik al best wat geleerd op school. Ik wist bijvoorbeeld hoe ik moest rekenen. Hoewel mijn hele familie Nederlands is, was het toch best raar om in Nederland te zijn. Ik woonde bij mijn tante. Het schoolleven in Nederland vond ik niet zo leuk. Mensen mochten mij niet omdat ik een buitenlander was. Ik kon nooit zeggen hoe slecht mijn situatie was, want ze begrepen me niet. Ze zeiden bijvoorbeeld dat zij het veel zwaarder hadden gehad in de Hongerwinter. Uiteindelijk is alles toch goed gekomen en heb ik hier een heel mooi leven. Ik ben nu vrijwilliger bij Vluchtelingenwerk omdat ik weet hoe die mensen zich voelen. Oorlog en al dat verdriet en dan hier ook nog eens veel mensen die je niet begrijpen…’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892