‘Mam, er staat een vreemde man voor de deur!’


Mila, Pien, Lotte en Fieje vertellen het verhaal van Rite Prins
Karel de Grotelaan 24, Bergen

Rite Prins wordt geïnterviewd in Tha Banque, een galerij in het centrum van Bergen. Aan de ronde tafel – op veilige afstand vanwege corona – en met limonade en thee op tafel stellen Mila, Pien, Lotte en Fieje, leerlingen van de Bosschool in Bergen, hun vragen. Rite Prins was vier jaar toen de oorlog begon en woonde toen aan de Karel de Grotelaan.

Hadden jullie veel eten thuis?
‘De eerste paar jaar wel, maar in 1944 en 1945 niet. We aten toen voornamelijk suikerbiet, daar maakten we van alles van. Koeken, die heel melig smaakten onder andere. Ik vond het niet lekker. We hadden wel brood, maar dat was heel plakkerig. Tijdens de Hongerwinter aten we ook tulpenbollen en die vond ik wél lekker. En je had brandnetels, daar konden we soep van maken.’

Hoe was het bij u thuis?
‘Het gezin bestond uit mij en mijn zusje en twee jongens die uit een kindertehuis kwamen. Die tehuizen moesten zo snel mogelijk leeg want anders werden de kinderen opgepakt en naar Duitsland gestuurd. We hadden een geit en een hond, een bouvier genaamd Moortje. Toen we niet genoeg eten meer voor Moortje hadden, hebben we hem naar de Betuwe gebracht. In 1943 is mijn vader opgepakt. Hij zat in het verzet en zat ondergedoken in het postkantoor achter de grote kerk. Hij is verraden door de directeur van het kantoor. Hij werd naar kamp Buchenwald in Duitsland gestuurd. Hij heeft het overleefd. Toen hij terugkwam, herkende ik hem niet. “Mam, er staat een vreemde man voor de deur,” riep ik tegen mijn moeder toen ik opendeed. Hij was heel dun en woog hij nog maar 48 kilo.’

Heeft u een bombardement meegemaakt?
‘Ja, maar niet echt van heel dichtbij. Hier in Bergen is het vliegveld gebombardeerd. Dat hoorden we. Vliegtuigen kwamen heel laag overvliegen en schoten op elkaar. De Engelse vliegtuigen noemden we Tommies en de Duitse Jagers.’

Wat vond u heel eng in de oorlog?
‘De vliegtuigen. We zaten op school waar tegenwoordig de Wereldwinkel zit. Als er dan een gevecht in de lucht was moesten we onder de tafel schuilen. De eerste keer was dat best eng, maar later begonnen vooral de jongens grapjes uit te halen met de meisjes. Als het echt gevaarlijk werd moesten we in een rij op de gang gaan staan. Dat vonden we allemaal spannend. Na de oorlog heb ik nog een tijdje gehad dat ik schrok van geluiden van vliegtuigen. Maar dat is nu bijna helemaal over.’

       

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892