‘Levi en zijn familie werden opgehaald en naar het Muiderpoortstation gebracht’
Otis en Oliver vertellen het verhaal van Ruurd Kooiman
Reitzstraat 19
Otis en Oliver ontmoeten Ruurd Kooiman in de speeltuin in de Joubertstraat. In 1941 was op deze plek een Joodse markt die alleen toegankelijk was voor Joodse marktkooplui en klanten. Meneer Kooiman (1935) heeft hier veel meegemaakt. Hij is geboren in de Reitzstraat 19-3 hoog. Aan de leerlingen van basisschool Thula in Amsterdam-Oost vertelt hij zijn verhaal.
Hoe oud was u toen de oorlog begon?
‘Ik was 5 jaar. We zijn hier in 1943 komen wonen en op deze plek altijd. Toen we het erg koud begonnen te krijgen in de oorlog, groeven we hier in deze speeltuin naar kolen. Ik weet nog dat ik een emmertje van boven ging halen om de kolen in te doen. In een mum van tijd stond het helemaal vol met mensen met scheppen en pikhouwelen die hetzelfde deden. Eerst zag je nog rood gravel, maar toen was het ineens helemaal zwart en omgespit.
Ook uit de trein en trambaan haalden mensen teerblokjes en hout om in de potkachel te doen. Ik moest dat ook doen van mijn ouders. Dat teer stonk natuurlijk als de Pieten. Mensen zaagden ook bomen om voor het hout, ook de boom die voor onze deur stond.’
Had u vriendjes om mee te spelen?
‘Naast ons woonde een Joods jongetje van 4 jaar, Levi heette hij. Hij had een autopetje en ik had een bal. Hij was een vriendje van mij. Maar op een dag was alles weg, Levi ook. Ze waren opgehaald door die Duitsers, in auto’s geladen en in vrachtwagens met zeil geschopt, en vervolgens naar het Muiderpoortstation gebracht. De huizen van de Joden die weg waren, werden leeggehaald door verhuisbedrijf Puls die hun spullen verkocht.’
Hoe kwamen jullie aan eten?
‘Het eten ging op de bon. Je kreeg bonnen waarmee je op een bepaalde datum boter, melk en witte brood kon halen. En op de Beukenweg was een gaarkeuken. Af en toe kwamen er auto’s met suikerbieten. Wij pikten er soms een af, en dan snel naar huis… Mijn moeder deed ze in de pan en maakte er een soort stroperig goedje van.
Wij hadden altijd een lepel in op zak. Onder de brug bij de Wibautstraat stonden Duitsers. Ze waren in het Duits aan het praten, we konden ze niet verstaan. Maar ze hadden het over drinken en eten. Wasser, water dus, hadden ze nodig, ze vroegen of wij water wilden halen. Wij naar huis om water te halen. In ruil kregen we snert van ze. In het Duits noemen ze dat eintopf.’
Was u weleens bang?
‘We waren eens aan het spelen op de spoordijk op de Retiefstraat, ik was toen 9 jaar. Er was nog geen beplanting, alleen maar gras. Wij hadden een stukje zeil afgescheurd dat we in een van de huizen hadden gevonden, en daarmee gleden we van de dijk af. Een paar Duitse auto’s stopten iets verderop en wij, drie jongens, liepen erheen. Een SS-generaal met een zwart pak was er ook bij. Uit de auto’s werden drie mensen gehaald die werden neergezet tegen de spoordijk. Er kwamen vier Duitsers die op een rij gingen staan en ze dood schoten. Opeens werd er geschreeuwd, ik weet niet meer welke naam, maar er kwam een moeder van een van de jongens die was doodgeschoten. Puur toeval was dat. Wij mochten niet weg, we moesten allemaal blijven kijken. Op deze plek staat nu een heel mooi monumentje.’
Was het heftig om te zien?
‘Het blijft in je hoofd zitten. Ik heb er geen dromen van, maar als het 4 mei wordt, komt dat weer op. Maar ik heb er geen trauma van.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.