‘Lauf schnell nach Hause, ich habe auch Kinder!’


Tom, Gijs en Babo vertellen het verhaal van Marja Ruijterman
Ten Katemarkt, AmsterdamAmsterdam-West

Marja Ruijterman sprak al vaker met leerlingen en dat inspireerde haar geregeld tot een column waarin ze haar ervaringen met jonge interviewers deelt. Als verhalenverteller kan zij, tien jaar na de oorlog geboren, het verhaal van haar moeder Greet en tante Annie Dresden goed doorvertellen. Dit keer aan Gijs, Babo en Tom van de Boomgaardschool in Amsterdam-West.

Hoe weet u wat er met uw moeder is gebeurd in de oorlog?
‘Mijn moeder en tante hebben me veel verteld. Dat vond ik vroeger niet altijd leuk, maar nu ben ik blij dat ze dat hebben gedaan. Daardoor weet ik hoe verschrikkelijk het voor ze is geweest. Ze waren tien en twaalf toen de oorlog uitbrak. Ze hebben hun Joodse vader en andere familieleden verloren en hebben jaren de angst gevoeld om opgepakt te worden. Dat kwam een keer heel dichtbij, toen ze houten blokjes uit de tramrails aan het stelen waren. Veel mensen deden dat toen. Het hout kon je gebruiken om de kachel te stoken om het thuis wat warmer te maken. Opeens kwamen er Duitse soldaten aan. Eentje greep mijn moeder beet. Hij siste: “Lauf schnell nach Hause, ich habe auch Kinder!” Mijn moeder zei altijd na de oorlog: “Niet alle Duitsers waren slecht, sommigen moesten gewoon.”’

Waren er ook familieleden die het overleefd hebben?
‘Mijn tante Engeltje, de zus van mijn opa. Al haar broers en zussen zijn in de oorlog vermoord. Door zich te verstoppen in een voddenkar (een bakfiets met allemaal troep erop) is ze uit kamp Westerbork ontsnapt. Na de oorlog werd ze gek in haar hoofd door alles wat er gebeurd was. Ze had een armoedig woninkje waar ik met mijn moeder weleens kwam. Als je naar het toilet was geweest, moest je middenin de huiskamer doortrekken! Ze had er allemaal beeldjes staan, die elk een omgekomen familielid voorstelde. Ze kon heel lief doen, maar dan opeens in woede uitbarsten. Dan schold ze ons uit voor nazi of vieze Duitser en gooide ze boeken naar ons hoofd. Ze liep ook altijd scheldend door de stad. Na de dood van mijn ouders vond ik een doos met papieren van haar. Ze bleek prachtig te kunnen dichten! Ze had zich altijd geschaamd voor het beroep van haar broer, mijn opa Sem. Die was voddenman op het Waterlooplein. En dat nu juist een voddenkar haar leven had gered! Na de oorlog dichtte ze: “Vergiffenis Sem, miljoenen keer dat ik mij voor U schaamde als ik bij Uw voddenkar was aan het Waterlooplein… en een voddenkar redde mijn leven en heeft mij uit Westenbork gereden”. Ze vond het erg dat zij als enige de oorlog had overleefd en daar schaamde ze zich ook voor. Later kwam ze in een bejaardentehuis, waar ze door medicijnen heel zoet en schoon zat te zijn.
En nog iemand heeft het overleefd. De ouders van mijn moeder, mijn opa en oma dus, waren voor de oorlog al gescheiden. Mijn opa hertrouwde met een Joodse vrouw, die al een dochter uit een eerder huwelijk had. Dit gezin is in Sobibor vermoord. Samen hadden ze ook een baby, Sara genaamd. Zij is gered en groeide op in een pleeggezin in Delft onder de naam Maria. Ze had altijd het gevoel dat ze er niet bij hoorde. Ze hoorde pas toen ze volwassen was over haar verleden en dat ze dus Joods is! Toen ging ze naar haar halfzussen, mijn moeder Greetje en tante Annie, op zoek. Ze hebben altijd contact gehouden.’

Hebben uw moeder en tante honger gehad in de oorlog?
‘Mijn moeder had allemaal wonden op haar lichaam door het tekort aan eten. Ze aten bijvoorbeeld tulpenbollen, omdat ze niets anders hadden. Op een gegeven moment hadden ze weer een keer vlees. Een flink stuk en het rook heerlijk! Maar mijn moeder kwam er achter dat het hun kat was en kon het niet eten. Ook kwam er een keer een vrouw uit Volendam in klederdracht op bezoek. Haar kleding bewoog en toen bleek daaronder levende paling te zitten! Mijn oma was er blij mee, maar mijn moeder wilde het niet eten.
Na de oorlog kregen mijn tante en moeder ieder een reep chocola. Mijn moeder had hem heel snel op. Mijn tante deed er veel langer over om zo lang mogelijk te genieten. Mijn moeder wilde graag nog een stukje van mijn tante, maar die zei: “Nee hoor, moet je er ook maar wat langer over doen.”’

Lees hier de column van Marja Ruijterman over dit interview met drie elfjarigen.

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892