‘Kleine kinderen laat je niet naar een dooie kijken’


Djanis, Jadir en Nurain vertellen het verhaal van Ton van der Zwaard
KattenlaanAmsterdam-West

Ton van der Zwaard (1933) komt voor het interview naar de Catamaran Landlust in Amsterdam-West. Hij wordt hier geïnterviewd door Djanis, Jadir en Nurain. Nurain vindt het heel bijzonder om zo’n oude meneer te mogen interviewen. Ton heeft ook heel veel te vertellen. Zoveel dat ze tot ver in de pauze doorpraten. De Amsterdammer vindt dat de kinderen hele goede vragen stellen, waardoor hij kan vertellen wat ze echt willen weten.

Hoe merkte u dat de oorlog begonnen was?
Op 10 mei 1940 was er heel veel lawaai in de lucht. Mijn vader dacht dat het oefeningen waren, maar de Duitsers hadden Schiphol veroverd. Ik was toen zeven. Mijn vader zette de radio aan en toen wisten we dat de oorlog was begonnen. Rotterdam werd een paar dagen later gebombardeerd en de Duitsers dreigden om meer steden te bombarderen, zoals Utrecht en Amsterdam. Toen gaf Nederland zich over.’

Wat at u in de oorlog?
‘In het begin was er wel eten; wat groente, aardappelen, een stukje vlees. Mijn vader was tuinman in het Vondelpark, daar konden we hout krijgen om de kachel mee te branden. Buren kwamen bij ons om zich te warmen en brachten dan bijvoorbeeld een ui mee. In het Vondelpark was een grote schuur met dertig koeien. Ik mocht daar om half vijf ’s morgens de koeien melken, want de tuinmannen waren er niet meer. Ik kreeg dan elke week een mooie liter melk mee naar huis en onder het melken dronk ik wat melk rechtstreeks uit de uier van de koe. Die melk heeft ons door de oorlog heen geholpen. In het park werd ook soms illegaal een koe of varken geslacht. Het eten uit de gaarkeukens gaven we aan onze buren. Maar in 1943 werd het wel minder. We aten bijvoorbeeld voerbieten voor de koeien. Daarvan kreeg je pijn in je maag. Het was ook heel koud. De huizen waren zo slecht gebouwd dat het water in de beker naast mijn bed bevroor.’

Heeft u wel eens dode mensen gezien?
‘Er waren in het Vondelpark werkpaarden om bomen te rooien. Ik kon heel goed met de paarden overweg. Toen ik tien was moest ik een keer een paard naar het land brengen. Ik reed over een pad en hoorde een schot. Het volgende moment lag het paard dood op de weg en lag ik eronder. Later hoorde ik van een oudere Duitser dat een SS’er in het wilde weg aan het schieten was geweest. Ik lag onder de zachte buik van het paard en dat was een geluk. De man had mij ook kunnen raken. Ik rende naar huis en schreeuwde dat het paard dood was. Dat vond ik verschrikkelijk, ik heb een dag gehuild erom. Ook heb ik mensen dood zien neervallen van de honger, op straat. Dat vergeet je nooit meer. Door mijn moeder werd ik dan snel meegenomen. Kleine kinderen laat je niet naar een dooie kijken.’

Bent u wel eens bang geweest?
In het park was een grote tent waar brood gebakken werd en dat rook heerlijk. Een keer zag ik niemand en kroop ik onder het hek door om een brood – een kuch – te pakken voor mijn moeder. Plotseling werd ik in mijn nek gegrepen door de Duitse kok. Toen was ik wel even bang. Maar hij was aardig. Hij vertelde dat hij hoopte dat hij snel naar huis mocht, zodat hij zijn dochter weer kon zien. Opeens hoorde hij officieren aankomen. Hij stopte snel een kuch onder mijn jas en begon hard tegen me te schreeuwen dat ik weg moest wezen.’

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892