‘Kijk, dit zijn jullie pappie en mammie’


Esther, Emilie, Gijs en Hein vertellen het verhaal van Loes van Weezel
Geleenstraat 1Amsterdam-Zuid

Esther, Emilie, Hein en Gijs van de Dongeschool in Amsterdam-Zuid zitten aan tafel bij mevrouw Loes van Weezel. “Zeg maar Loes en jullie mogen mij alles vragen. Maar eerst wil ik wat aan jullie vragen.” Loes wil weten waar de kinderen vandaan komen en of ze zelf iets gevaarlijks of naars hebben meegemaakt. Daarna beginnen de vragen aan Loes en zijn ze zo anderhalf uur verder.

Kunt u wat vertellen over uw ouders?
‘Mijn ouders hebben elkaar ontmoet op roeivereniging Poseidon, de enige roeivereniging die Joodse mensen toen toeliet. Het werd niet hardop gezegd, maar andere verenigingen zeiden gewoon dat er geen plek was. Bij Poseidon hadden ze veel vrienden. Naast het roeien maakte de hechte vriendengroep ook shows en zongen ze liedjes. Een keer nam mijn vader mijn moeder mee naar een voetbalwedstrijd en zei hij tegen een vriend: ‘Mag ik je voorstellen aan mijn meisje?’ Hij had haar nog helemaal niet gevraagd of zij zijn meisje wel wilde zijn. Toen dacht ze: we zijn dus verloofd.’

Hoe was het begin van de oorlog?
‘Wij woonden op voor jullie bekende plekken, hier in de Rivierenbuurt. Eerst op de Amstellaan, op nummer 9, dat heet nu de Vrijheidslaan. Dat is vlak bij de Berlagebrug. Voordat het de Vrijheidslaan was, werd dat eerst nog de Stalinlaan genoemd, omdat de Russen ons in de oorlog bevrijd hebben. Maar Stalin was eigenlijk ook niet zo’n lekker figuur. Hij was net als Poetin nu. Toen hebben ze later dus de naam veranderd in Vrijheidslaan. Ik ben daar geboren. Dat was in augustus 1940, toen was het al oorlog. Ik heb daar tot ik anderhalf jaar was gewoond. In het begin van de oorlog konden mijn ouders nog wel een beetje een normaal leven leiden. Ze konden uitgaan, naar het strand met vrienden gaan. Maar met de tijd mochten Joodse mensen steeds minder. Niet eens op een bankje in het park zitten bijvoorbeeld. Ze werden steeds meer buitengesloten. Maar ze wisten niet precies hoe erg het allemaal was, omdat er geen beelden zoals nu via tv of internet waren. Ze moesten ook allemaal een ster dragen. Ik wil jullie meegeven dat je nooit mensen mag buitensluiten. Dus ook niet pesten op school, als iemand een ander geloof heeft of ergens anders vandaan komt. Daar is geen enkele reden voor. Net als met de Joden. Die hadden helemaal niets gedaan.’

U moest onderduiken. Wat weet u daar nog van?
‘Op een dag zei onze buurvrouw Mieke, die wist dat wij Joods waren, tegen mijn moeder: “Als ik u ergens mee kan helpen?” Ze had zelf geen kinderen en ze bedoelde dat ze mij en mijn zus wel in huis wilde nemen om onder te duiken. Mijn moeder was daar erg van geschrokken. Zo goed kenden ze elkaar niet. Eerst wilde mijn moeder er niets van weten; toen ik later zelf twee dochters kreeg, begreep ik dat maar al te goed. Maar op een gegeven moment werd het te gevaarlijk, we moesten onderduiken. Apart van elkaar. Mijn zusje ging   naar buurvrouw Mieke, ik met mijn ouders naar Arnhem, in verschillende huizen. Vlak voordat we gingen onderduiken heeft mijn moeder nog foto’s van ons laten maken. Dat deden mensen toen vaak. Omdat ik dag en nacht huilde, besloten ze mij toch maar bij mijn zusje, bij de buurvrouw, ook onder te laten duiken. Mieke noemden we mama Mieke. Voor onze veiligheid zijn we in april 1943 verhuisd naar de Geleenstraat 1, vlak bij de ijssalon waar Anne Frank vaak een ijsje haalde. Ik heb in dat huis tot mijn vijfde gewoond. Twee jaar geleden ben ik teruggegaan naar die straat. Mijn kleinzoon en mijn dochter hebben mij in coronatijd geïnterviewd, waarbij we langs alle plekken gingen waar ik destijds heb gewoond. Van de Geleenstraat herinner ik me alleen nog het balkon. Ik mocht van de huidige bewoners daar ook even kijken. Ik herinner me hoe de vader van Mieke, die vlakbij woonde, de hele dag op een stoel voor het raam alles in de gaten zat te houden. Dat deden oude mensen toen veel. Dat hij daar zat, heeft ons leven gered. Als er een razzia was, waarschuwde hij meteen zijn dochter. Mama Mieke tilde ons dan over het balkon naar de buurman, een dominee. Het kan niet anders dan dat mensen in de binnentuin dat gezien hebben, maar niemand heeft ons verraden. Wat heel bijzonder was, want dat gebeurde vaak. Je kon 7,50 gulden krijgen als je een Jood aangaf, wat veel geld was in die tijd. Mama Mieke was voor mij een held. Dat zij zonder aan haar eigen gevaar te denken zomaar twee Joodse kinderen in huis heeft genomen. Daar ben ik heel dankbaar voor. Zij en haar man deden alsof wij hun eigen kinderen waren. Mijn zus had ook een armband met hun naam erop. Kijk, hier heb ik hem nog. Zelf heb ik heel weinig eigen herinneringen uit die tijd, ik was nog zo klein. Maar mijn zus herinnert zich veel meer en heeft me veel verteld. Ik weet wel dat we het daar heel goed hebben gehad. Dat mijn zus Myra daar Mimi of Miemsje werd genoemd en ik Noek of Noeki, omdat mijn zus de L niet kon uitspreken. Mijn moeder kwam wel eens langs in Amsterdam, maar wij wisten niet dat het onze moeder was. We dachten dat het een tante was, en Mieke onze echte moeder. Mijn vader is nooit langsgekomen. Hij had een echt Joods uiterlijk. Het was te gevaarlijk voor hem om te reizen.
Via een neef van Mieke kwam ik twaalf jaar geleden aan foto’s van ons tijdens de oorlog. Kennelijk ging mama Mieke ook gewoon met ons op reis naar Alkmaar, waar haar zus woonde. Ze zal wel een smoes hebben bedacht. Dat wij kinderen waren die na het bombardement van Rotterdam geen ouders meer hadden. Ik zie op die foto’s dat we er echt heel Joods uitzien. Het was dus behoorlijk gevaarlijk dat ze met ons naar Alkmaar ging.’

Weet u nog iets van de Bevrijding?
‘Dat er voedseldroppings waren. Het wittebrood was heerlijk. En dat mijn ouders ons kwamen ophalen. “Kijk, dit zijn jullie pappie en mammie,” werd er gezegd. Dat was heel raar. Toen pas hoorden we dat mama Mieke niet onze echte moeder was. Dat onze ouders niet onze tante en oom waren. En ook voor Mama Mieke was het raar, want ze was heel erg aan ons gehecht. Ook herinner ik me dat vlak na de oorlog Churchill in Amsterdam was en we allemaal gingen kijken. Hij maakte het V-teken voor vrede.
Mijn ouders, zus en ik, we hebben het allemaal overleefd. Maar we waren niet gelukkig. Mijn moeder was getraumatiseerd door de angst die ze had gehad om mogelijk haar kinderen niet meer terug te zien. Mijn zus heeft het er ook nog erg moeilijk mee. Ze neemt het onze ouders erg kwalijk dat ze ons hebben weggedaan. Maar ik vind zowel mama Mieke als mijn ouders helden! Ze hebben ons voor onze veiligheid weggedaan. Ik vraag me af of ik dat had gedaan. Wat vinden jullie? Mieke heeft later een onderscheiding gekregen van Yad Vashem in Israël. De oorlog was vroeger geen bespreekbaar onderwerp. Nu wordt er veel meer gesproken over dingen.’

 

 

 

 

 

 

 

 

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892