‘Jij gaat morgen met ons mee, want we gaan een overval plegen’


Charlie, Kirolos, Dounia vertellen het verhaal van Miep Loots
Amsterdam-ZuidAmsterdam-West

Mevrouw Miep Loots woont in het Leo Polakhuis in Amsterdam Oost. Tijdens de oorlog woonde ze in de Marnixstraat. Ze verwacht ons al want de deur staat op een kier. Charlie, Kirolos en Dounia van basisschool de Boomgaard in Amsterdam-West gaan bij mevrouw Loots op bezoek. Ze is slechtziend, haar koffie wordt voor haar neergezet door de hulp.

Hoe begon de oorlog voor u?
‘We hoorden op de radio dat de Duitsers binnen waren gevallen. We hebben staan huilen. Ik was nog maar twaalf jaar. Jullie leeftijd. We waren verdrietig, want we wisten niet wat er ging gebeuren. Wat was oorlog? In het begin was het nog heel rustig. Er gebeurde niet veel. Alles ging eigenlijk gewoon z’n gangetje. Maar ja, hoe langer die oorlog duurde, hoe moeilijker dat werd. En zo in 1943 ging je eigenlijk echt voelen wat de oorlog inhield. In de hongerwinter was er haast niks meer te koop. Ik ben ook twee keer bewusteloos gevallen. Gewoon slap van de honger. Je kracht was helemaal weg.
Elke avond moesten we ook een pakketje kleding klaarleggen. We waren met vier kinderen thuis en we hadden alle vier ons eigen pakje kleding in een tasje. Als er wat zou gebeuren, hoefden we dat alleen maar te pakken en naar beneden te gaan. Want dat was wel gezegd hoor; als er een bombardement is dichtbij moet je altijd onder een trap gaan zitten, want de trappen die blijven meestal heel. Later is dat ook gebleken. Als je dan zo’n pand zag dat gebombardeerd was, stonden de trappen er nog.’

U heeft meegeholpen met het verzet, wat heeft u gedaan?
‘Ik bracht geheime folders rond. Daar stond op gedrukt waar de Duitsers waren en hoever de Engelsen en Canadezen al waren om ons te bevrijden. Die bracht ik dan met mijn broer rond. Hij stond op wacht om te kijken of er geen Duitsers aankwamen. Naast het rondbrengen van die folders, werkte ik ook op het kantoor van Seyss-Inquart. Dat was een hoge Duitse officier, die baas van Nederland was. Hij was een vriend van Hitler. Een hele foute dus. Daar kwam ik te werken als schoonmaakster.’

Heeft u die hoge Duitse officier een keer in het echt gezien?
‘Ja, de volgende dag. Toen zei die mevrouw van de schoonmaak tegen mij: ‘Jij moet naast me gaan staan, want straks komt hij binnen en dan moet je de Hitlergroet brengen.’  Ik zei: ‘Oh, nee hoor, daar begin ik niet aan.’ En toen vroeg ze waarom ik dat niet zou doen. Ik heb uitgelegd dat ik niet van Duitsers hou en toen zei ze: ‘Oké, dan ga je maar achter me staan. Op een gegeven moment kwam hij dus binnen. Al het personeel stond in een rijtje met hun armen omhoog en ik dook achter die ruggen weg. Hij had een uniform aan en van die hoge zwarte laarzen met een stok onder zijn arm. Ik heb geluk gehad dat die vrouw haar mond dicht heeft gehouden! Op een dag zei ze tegen mij: ‘Jij moet me morgen helpen met een kast schoonmaken, daar heb ik hulp bij nodig. Dus toen gingen wij met z’n tweeën schoonmaken.  Ik weet het nog goed, het was een hele lange gang en aan het einde van die gang stond een kast. Ik deed die kast open en zag allemaal geweren en pistolen en daaronder lagen allemaal doosjes met kogels. Ik schrok. Een paar dagen later vertelde ik aan mijn neef van die kast met wapens. Hij vroeg aan mij of ik daar een tekening van wilde maken. En dat deed ik. Weer een paar dagen later komt hij bij me en zegt: ‘Jij gaat morgenavond met ons mee, want we gaan een overval plegen.’

Wat gebeurde er tijdens de overval?
‘Wij gingen naar het kantoor. Maar wat bleek; die wapens die waren al weggehaald en naar een straat in Oud-Zuid gebracht. Dus wij daarheen. Het was een gevaarlijke buurt, want er waren veel panden waar Duitsers in woonden. Dus eigenlijk gingen wij bij het hol van de leeuw binnen. Dus we kwamen bij dat huis. We moesten de hele nacht daar doorbrengen, want je mocht na acht uur ‘s avonds niet meer naar buiten. Om zes uur ‘s morgens gingen we op pad, maar allemaal los van elkaar. Anders was het veel te gevaarlijk. Mijn neef gaf mij toen een klein pistooltje en zei dat ik met een omweg naar huis moest lopen. Hij zei: ‘Als je gepakt wordt, moet je schieten.’ Nou, ik vond dat zo verschrikkelijk. Dus ik ben gaan lopen met dat pistooltje in m’n zak. Eindelijk kwam ik thuis. Een uur later komt opeens mijn broer binnen rennen. Hij vertelde dat er een schietpartij op de Bloemgracht geweest was. Er was iemand doodgeschoten. Nou, toen wist ik al hoe laat het was, want ik wist dat mijn neef naar de Bloemgracht moest, naar de leider van ons verzetsgroepje. Er waren drie mensen doodgeschoten en mijn neef was er een van. Ik heb het pistooltje aan mijn moeder gegeven die van niks wist en ik moest zelf meteen onderduiken. Ik heb twee weken bij een vreemd echtpaar in huis gezeten.

We hebben later nog een krans gelegd voor de omgekomen verzetsstrijders, de hele gracht stond vol met mensen en ik liep voorop met de krans. Dat was wel indrukwekkend.

Ik heb ook nooit geweten wat mijn moeder met het pistooltje gedaan heeft. We hebben hier heel lang niet meer over gesproken. Het was voor mij toch een beetje een trauma geworden. Want als ik erover begon, ging ik huilen. Tot mijn zoons erover hoorden en toen heb ik alles verteld. Zij hebben mijn verhaal naar het verzetsmuseum gebracht en nu vertel ik mijn verhaal graag aan jullie door.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892