‘Je past je aan en probeert zoveel mogelijk te genieten’
Mick, JD, Rosanne en Mandy vertellen het verhaal van André Antonius
Amsterdam-NoordAmsterdam-Noord
Mick, JD, Rosanne en Mandy van het Vox college in Amsterdam-Noord interviewen André Antonius. Hij is in 1938 in Paramaribo geboren. Meneer Antonius vertelt leuke, maar soms ook wat minder leuke dingen en de leerlingen vinden het behalve leerzaam ook supergezellig met meneer Antonius!
Hoe was het in uw jeugd?
‘Als kind vond ik het leuk in Paramaribo waar ik ben opgegroeid. Ik ben daar geboren in 1938. Ik heb daar op school gezeten, eerst op de kleuterschool en toen de lagere school. Het was daar heel leuk, maar ze waren ook streng. Je mocht niet rennen, den werd je aan je oor getrokken. Ik ben naar Curaçao gegaan toen ik zeven jaar was. Later ben ik weer terug naar Suriname gegaan toen ik 14 jaar was. Daar heb ik mijn middelbare school afgemaakt. We zijn helemaal Nederlands opgevoed.’
Kunt u iets over uw achtergrond vertellen?
‘Mijn overgrootvader kwam uit China als contractarbeider, hij moest op een suikerplantage werken. Die contractarbeiders waren jonge mannen die geen vrouwen mee mochten nemen. Die gingen dus met de zwarte vrouwen, want daar waren er genoeg van. Hij kreeg ook een zwarte vrouw, een vrijgekomen slavin want het was 1843, die vrouw was al vrijgekocht. Dat kostte toen vijfhonderd gulden of meer. Iets over de geschiedenis; zij die hebben gevochten voor hun vrijheid, de totslaafgemaakte mensen, die wilden geen slaaf zijn. Zij werden ‘brandstichters’ genoemd, nooit ‘vrijheidsstrijders’. Criminelen werd er gezegd. Dat hebben we geleerd. Niet van onze ouders, maar op school. Hoe kan dat? We gingen dat zelf onderzoeken en toen kwamen we erachter dat het vrijheidsstrijders waren.
Ik ben dus van Chinese en zwarte afkomst, verder ook een beetje wit Joods. En in Suriname had je problemen, want de belangrijkste groep waren witte mensen, die waren de baas. Hoe lichter je was, hoe meer kans je had om te werken bij de overheid en hoe donkerder je was hoe minder kans je had. Dat zijn heel pijnlijke dingen geweest voor veel mensen toen.’
Wat was de achtergrond van uw komst naar Nederland?
‘Ik ben naar dit land gekomen omdat ik een studiebeurs kreeg op psychologie te studeren. Als je in Suriname blijft, dan blijf je dom werd er gezegd. Je moet naar Holland, maar hier zeiden sommige mensen: ‘wat kom je hier doen?’ Ik ben naar Holland gekomen in 1961 en ben hier psychologie gaan studeren bij universiteit van Utrecht. Eigenlijk was het plan om te gaan studeren en daarna terug naar Suriname te gaan.’
Moest u erg wennen in Nederland?
‘We reisden met een boot naar Nederland, een overtocht die zeventien dagen duurde. Na aankomst probeerde ik zoveel mogelijk mee te doen aan dingen die hier leuk zijn, zoals wandelen, schaatsen, fietsen en leuke plekken bezoeken. Je past je aan en probeert zoveel mogelijk te genieten.In Suriname leerde ik niks over Nederland, wel over de Geuzen en de Tachtigjarige Oorlog. De Rijn komt in Lobith ons land binnen. We woonden in Suriname, maar Nederland beschouwden we als ‘ons land’. Ik leerde niks over Suriname toen ik daar was. Ik moest allemaal dingen over Nederland leren. De omgeving in Suriname en de omgeving in Nederland zijn heel anders en dat gold ook voor het weer.’
Hoe zag uw leven er in Nederland later uit?
‘Toen ik hier in Holland was, waren we maar met een klein groepje. Ik heb in het onderwijs gezeten, ben ook directeur geweest. Uiteindelijk ben ik niet teruggegaan, want ik heb hier kinderen gekregen. Wel zijn we bijna elk jaar met vakantie teruggegaan. Mijn vrouw is Hollands en zij wilde daar niet wonen. Ook mijn kinderen waren hier, dus ik had die verantwoordelijkheid.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.