‘Je kreeg natuurlijk een slechte naam als je Duitsers binnenliet’


Khadija, Zainab, Teyana, Miakil en Charli vertellen het verhaal van Jan Aubertijn
Van Oldenbarneveldtstraat 28Amsterdam-West

Khadija, Zainab, Teyana, Miakil en Charlie zitten op de Visserschool al helemaal klaar met hun vragen als Jan Aubertijn (1935) binnenkomt. De sfeer is meteen goed en meneer Aubertijn vertelt eerst over hoe anders school vroeger was. Hoe ze hun kroontjespen om de drie regels in een inktpotje moesten dopen om te kunnen schrijven. Hij heeft ook een klassenfoto van toen meegenomen.

Hoe merkte u dat de oorlog begon?
‘Toen de oorlog begon, was ik vijf jaar. Je zag toen eerst Nederlandse soldaten over straat lopen en na een paar weken zagen we voor het eerst ook Duitse soldaten. Ik woonde aan de van Oldenbarneveldtstraat en er waren twee scholen bij ons in de buurt waar Duitse soldaten in werden gekwartierd. Wij kinderen leerden dat het woord voor cent in het Duits Pfenning was. Als we dat riepen, dan gooiden ze centjes naar ons. Dat was ons eerste contact met Duitse soldaten. Daarna kwamen er grote pantserwagens, hele colonnes, en wij kleine jongetjes vonden dat geweldig. Ik zat op de stoep met m’n vriendjes en af en toe juichten we, want we vonden het mooi. Achter ons stond een oudere man, misschien net zo oud als ik nu, en die werd kwaad daardoor. Hij stuurde ons boos weg.’

Wat deed u toen de school dicht was?
‘Ik was thuis, ik speelde met mijn vriendjes. Ik moest ook boodschappen doen. Omdat mijn moeder vanwege haar afkomst een Duits accent had, leverden sommige winkeliers geen boodschappen aan haar. Mijn moeder was voor de oorlog uit Duitsland naar Nederland gekomen. Dat was in een tijd dat veel Duitse meisjes naar Nederland kwamen om te werken. Toen heeft ze mijn vader leren kennen en zijn ze getrouwd. Op een gegeven moment was ik aan het voetballen en kwam er ineens een Duitse soldaat de hoek om en die belde bij ons aan. De hele straat zag dat, want die ouders hingen allemaal uit het raam naar ons voetballen te kijken. En wat bleek, dat was een neef van mijn moeder. Die dacht: kom, laat ik m’n nicht eens even bezoeken. Nou dat was mis. Mijn vader was kwaad en mijn moeder kreeg op haar donder van hem.Je kreeg natuurlijk een slechte naam als je Duitsers binnenliet.’

Heeft u wel eens een bombardement meegemaakt?
‘Ik heb wel eens luchtgevechten gezien. Dan waren er Engelse of Amerikaanse vliegtuigen die in Duitsland gebombardeerd hadden en over Amsterdam weer terugvlogen. Soms kwamen er nog Duitse vliegtuigen achteraan en die vielen hen aan. Dan was je aan het spelen en had je ineens een luchtgevecht boven je hoofd. Volwassenen riepen dan: “Jongens, portiek in!” Als jongetje van een jaar of acht vond je dat allemaal wel spannend. Ik had graag willen blijven kijken, want je zag de vliegtuigjes om elkaar heen cirkelen en je hoorde het schieten. Maar het is natuurlijk gevaarlijk en oudere mensen zijn veel wijzer dan jij als je acht bent. Als een kogel de verkeerde kant op was gegaan, had je geraakt kunnen worden.’

Hoe was de Hongerwinter voor u?
‘Toen was vooral het probleem hoe je aan brandstof kwam voor warmte. Mensen gingen bijvoorbeeld ’s nachts stiekem bomen omkappen. Als je een mooie boom voor je deur had, kon het gebeuren dat die de andere ochtend er opeens niet meer was. En dat gebeurde ook met de bielzen op het tspoor. De treinen reden niet meer en onder de rails lagen die houten bielzen. Ik ben met mijn vader en buurman wel eens naar het spoor gegaan. Daar draaiden ze de schroeven los en dan pakten ze die bielzen, zo op de schouders mee naar huis. Dat ging allemaal in de nacht, want je mocht niet gezien worden. Ik moest mee om op de uitkijk te staan. Als de Duitsers of de politie eraan kwamen, moest ik mijn vader waarschuwen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892