‘Je begreep helemaal niet waarom je weg werd gestuurd’


Mohammed, Siraj, Sheena en Mandeeq vertellen het verhaal van Nel Bons
Van Beuningenplein 10-2Amsterdam Nieuw-West

Nel Bons laat trots haar zwarte Nikes zien aan Mohammed, Siraj, Sheena en Mandeeq. Nel gaat er ook gewoon mee naar de kerk hoor, dat maakt haar niet uit. Nel vindt het niet altijd leuk om over de oorlog te praten, maar voor de leerlingen van IKC Het Talent uit Osdorp maakt ze graag een uitzondering. Ondanks dat het niet een vrolijk onderwerp is, is het een gezellig gesprek.

Aan wie had u vooral steun tijdens de oorlog?
‘Mijn tweelingbroertje. Wij waren altijd samen. We voetbalden altijd op straat met de jongens en haalden samen kattenkwaad uit. Op de Jan van Galenstraat kwam de groenteboer altijd langsrijden met z’n kar en dan pikten wij appels er vanaf. Dat deed je omdat je honger had. Maar de meeste steun had je natuurlijk aan je ouders, die zorgden voor je. Er hoefde maar iets te gebeuren, bijvoorbeeld een luchtalarm, en dan gingen de ramen open en werd je meteen binnengeroepen. Binnen schuilden we met iedereen uit het pand onder de trap. Ik kroop altijd helemaal tegen mijn moeder aan, zo bang werd je van al dat geluid van die vliegtuigen en het schieten.’

Hoe was het op school?
‘Ik zat op de christelijke school, de prinses Julianaschool. Ik heb de lagere school nooit afgemaakt. Steeds als het luchtalarm ging, moest je snel naar huis en dan was er geen school. Dan was je de hele dag vrij of soms was je zelfs weken achter elkaar vrij. Later in de oorlog ging ik naar Groningen en daar ben ik helemaal niet naar school geweest. Mijn pleegouders waren heel zuinig. Ik woonde tegenover de school, maar ik mocht er niet heen. Toen ik terugkwam in Amsterdam moest ik naar de huishoudschool. Ik moest slopen en theedoeken strijken en toen mijn moeder dat hoorde, zei ze dat ik dan haar wel kon gaan helpen thuis.’

Wat is uw ergste herinnering aan de oorlog?
‘Toen ik een jaar of zes, zeven was, ben ik naar Groningen gestuurd wegens hongeroedeem. We gingen met wel honderd kinderen op een boot. We sliepen op stro en in de hoek stond een ton, dat was het toilet. We hebben tien dagen op die boot gezeten. Zonder schone kleren, met alleen een deken om te slapen en dus die ton om je behoefte op te doen, met al die andere kinderen eromheen. Die reis was mijn naarste herinnering. Je begreep helemaal niet waarom je weg werd gestuurd. Je dacht alleen maar dat je stout was geweest. Uiteindelijk heb ik het heerlijk gehad bij mijn pleegouders in Groningen. Toen de oorlog was afgelopen, wilde ik daar helemaal niet weg. Ik heb vreselijk gehuild. Ik wilde niet meer terug naar Amsterdam. Die pleegmoeder was mijn moeder geworden en ik had daar een zusje en twee grote broers.’

Hoe is het met uw ouders gegaan in Amsterdam?
‘Mijn vader is op een gegeven moment weggehaald door de Duitsers. Hij heeft een jaar of twee in Duitsland gewerkt. Hij moest greppels en tunnels graven voor het spoor. Hij werd niet betaald en kreeg nauwelijks te eten. Hij werd uitgehongerd. Ondertussen kreeg mijn moeder steun van de overheid, een soort uitkering, omdat er geen geld binnenkwam. Dat geld moest je ophalen bij een kantoor helemaal bij Artis. Dan gingen we lopend vanuit West helemaal naar Artis. Wij als kinderen moesten allemaal mee, maar klagen deed je niet hoor. Uiteindelijk is mijn vader gevlucht uit Duitsland. Hij moest dagen door de bossen heenlopen om thuis te komen. Toen ik thuiskwam uit Groningen was hij ook net terug.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892