‘In Nederland werd altijd gezegd dat we de mensen in Indië hebben uitgebuit’


Dylan, Jaedeline, Evelyn en Yske vertellen het verhaal van Lucie Visser
IndonesiëDe Rivierenbuurt

Lucie Visser werd in 1932 in voormalig Nederlands-Indië geboren. Aan Dylan, Jaedeline, Evelyn en Yske van de Rivierenschool in Amsterdam-Zuid vertelt ze over haar jeugd. Haar ouders waren Nederlands, maar woonden op Java. Tot de oorlog uitbrak en de Japanners naar Indonesië kwamen. Gelukkig overleefde het hele gezin de oorlog en konden ze daarna naar Nederland gaan.

Kunt u iets vertellen over uw tijd op Java?
‘Als kind woonden we in het midden van het eiland. We woonden in een groot huis, en hadden een enorme tuin met allemaal fruitbomen. Ik kom uit een groot gezin met zes kinderen; de jongste is in Nederland geboren. Mijn vader werkte op Java en een van zijn taken was rechtspreken bij kleine vergrijpen, zoals diefstal. Ook moest hij ervoor zorgen dat de kinderen van de lokale bewoners naar school gingen. Het was namelijk gebruikelijk dat kinderen met hun ouders op het land werkten. Mijn vader ging dan samen met zijn chauffeur de dorpen langs om te controleren of de kinderen wel echt naar school kwamen. Dan ging, merkte hij, al snel de tamtam rond, zodat de kinderen – als hij arriveerde – netjes in de klas zaten.’

Waar ging u zelf naar school?
‘Mijn vader werd ieder jaar overgeplaatst naar een andere plek, waardoor ik steeds weer op een andere school zat. Ik had dan ook niet veel vrienden, maar omdat we een groot gezin waren, hadden we altijd elkaar. En dat was wel heel erg fijn. Toen ik twaalf was begon de Tweede Wereldoorlog. Toen ben ik vier jaar niet naar school gegaan. Op mijn vijftiende kon dat weer. Toen zat ik met veel jongere kinderen in de klas, omdat ik drie jaar had gemist. En dat moest ik inhalen.’

En hoe was uw leven daar?
‘We aten drie keer per dag rijst. De lokale inwoners aten als ontbijt altijd rijst met sambal en gedroogde visjes. Ik hield ook erg van nanka, jackfruit. We hadden een boom vol in onze tuin. In de oorlog aten we ook rijst, maar nog veel vaker blubberpap. Pap van tapioca. Dat zag er uit als behangplaksel. Er zat geen smaak aan.

Mijn vader kreeg elke zes jaar vakantie en dan mochten we naar Nederland. We reisden per boot en waren drie tot vier weken onderweg. Op het schip was een Nederlandse kinderjuffrouw die ons Nederlands leerde. Wat wel grappig is om te vertellen, is dat mijn oma in Nederland de moeite had genomen om Maleis te leren om met haar kleinkinderen te kunnen praten. Al die moeite was niet nodig geweest want toen we arriveerden spraken we vloeiend Nederlands.’

Wat gebeurde er toen u na de oorlog naar Nederland kwam?
‘In Nederland kwam ik in de tweede klas op de middelbare school terecht. Ik was best wel volwassen voor mijn leeftijd en vond de kinderen in mijn klas erg druk en kinderachtig. Er werd in Nederland altijd gezegd dat we koloniaal waren en dat we de mensen in Indië hebben uitgebuit, en dat wij stinkend rijk waren, maar dat was helemaal niet zo. Mijn vader kreeg tijdens zijn studie orders hoe zij de mensen daar naar school moesten laten gaan, hoe ze hun eigen land zouden kunnen regeren, maar helaas kwamen toen de Jappen.’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892