‘In Nederland waren ze verbaasd dat ik alle Waddeneilanden kende’


Iris en Anass vertellen het verhaal van Agnes Herewood
SurinameSpaarndammerbuurt en Zeeheldenbuurt

Agnes Herewood (1943) is geboren in Suriname en woont sinds haar 17e in Nederland. Ze kwam naar Het 4e Gymnasium om geïnterviewd te worden door Iris en Anass. Wat hen meteen opviel was de Engelse naam Herewood. Tijdens het interview hoorden ze dat de vader van Agnes uit de voormalige Engelse kolonie Trinidad kwam.

Waarom spreekt u geen Surinaams?
‘Wij spraken thuis Nederlands. Surinaams praten mocht niet van mijn ouders. Dan kreeg je een klap in je gezicht of je werd op je mond geslagen. Je leefde in een Nederlandse kolonie; je moest gewoon Nederlands praten. Het was mijn (voor)ouders verboden om Nederlands te praten. Het kwam voort uit de slavernij en is doorgegeven. Mijn oma liep altijd in klederdracht. Zij vertelde dat haar moeder – die een slavin was geweest – geen Surinaams mochten praten van de Basya, de zwarte opzichters. Ze waren heel streng; de Engelse en Nederlandse culturen stonden bovenaan. Toen ik wat ouder was, probeerde ik wel Surinaams met mijn moeder te praten. Ik zei: ‘Lieve mama, faj go?’ Dat betekent: ‘Lieve mama hoe gaat het?’ Dan keek ze mij vreemd aan: ‘Wat betekent dit?’ Ik vind het jammer dat ik geen Surinaams heb kunnen leren praten. Ik heb het ook nooit aan mijn kinderen kunnen leren.’

Hoe was het op school?
‘Ook op school mocht je alleen Nederlands praten. Deed je dat niet, dan kreeg je met de liniaal. Op het schoolplein spraken we wel Taki-Taki, zo noemde ze de mengelmoes van verschillende talen. Elke maandag werden je nagels geïnspecteerd of ze wel schoon waren. We moesten ook elke maandag vijf cent meenemen voor de arme mensen. Had je dat niet bij je dan kreeg je klappen en moest je in de ‘domme’ rij staan. Je had de ‘knappe’ rij voor als je hoge cijfers had; een middelste rij voor als je zevens of achten had en een ‘domme’ rij voor als je lage cijfers had, je nagels vies waren of je de vijf cent niet bij je had. Ik kreeg elke maandag een paar klappen; wij hadden nooit geld. Het was een christelijke school. Die was beter dan de openbare school, waar alleen Surinaamse kinderen zaten. Maar op die school kregen ze eten en drinken, omdat zij arm waren. Op mijn christelijke school kregen we dat niet. Ik keek altijd jaloers naar dat eten.’

Werd er vroeger gesproken over het slavernijverleden?
‘Wij hadden geen informatie daarover, we kregen alleen les over Nederland, niets over Suriname. In Nederland waren ze verbaasd dat ik alle Waddeneilanden kende. Ook thuis werd er niet over slavernij gesproken. Dat was allemaal in het verleden; je moest naar de toekomst kijken. Ook schaamde men zich voor het verleden. Anderzijds hebben Surinamers ook een bepaalde trots. Je zal nooit aan je buren laten merken dat je geen geld hebt. Er werd niet met kinderen op hetzelfde niveau gesproken als met volwassenen. Mijn oma kon je een blik geven en dan wisten wij dat we de kamer uit moesten omdat de volwassenen dan met elkaar wilden praten. Kinderen mochten niet alles weten. Ik heb eens geprobeerd om mijn kinderen ook die blik te geven. Mijn dochter zei: ‘Waarom doe je zo raar met je hoofd?’

Waarom bent u naar Nederland gegaan?
Mijn vader ging al vroeg naar Nederland en toen ik 17 was, heeft hij mij ook naar Nederland gehaald. In die tijd waren er niet veel mogelijkheden om te studeren in Suriname; je had de keuze voor het onderwijs of de verpleging. Ik koos de verpleging en werd op de middelbare school geselecteerd om in Nederland een opleiding te volgen. Er was toen een grote behoefte aan verpleegkundigen. Toen ik in Nederland kwam, was het hartje winter. Als je spuugde, was het meteen bevroren. Mijn eerste gedachte was: ‘Ik wil terug! Hier moet ik weg!’ Ik ging intern in het Lutherse Diaconessen Ziekenhuis bij het Vondelpark. Daar kreeg ik mijn opleiding. Het was heel streng. In 1975 ben ik voor het eerst terug naar Suriname gegaan. Ik ging met mijn zes kinderen. Eentje is helemaal weg van het land maar de rest vindt er niks aan. Hier word je gediscrimineerd, maar daar ook. Je hoort nergens thuis. Daar zeggen ze: ‘Wat kom je doen?’ En hier zeggen ze: ‘Ga terug naar je land.’’

Contact


Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.

Christine: +31 6 816 834 18

NL41 TRIO 0254 753892