‘In Nederland is het minder vrij dan in Suriname’
Zoë, Lotus, Yara en Bodine vertellen het verhaal van Irving Gill
SurinameAmsterdam-Zuid
Zoë, Lotus, Yara en Bodine zitten in de tweede klas van het Montessori Lyceum. Zij interviewden Irving Gill, die dan wel tachtig is, maar volgens hen er niet zo uitziet. Meneer Gill is in Suriname geboren en kwam op 27-jarige leeftijd naar Nederland.
Tot welke bevolkingsgroep behoorde u in Suriname?
‘Je had in Suriname verschillende nationaliteiten. Het was een mengelmoes en je moest elkaars gewoontes leren kennen. Dat was leuk. Er waren Hindoestanen, Chinezen, Javanen, Joden, Libanezen en nog wat kleinere bevolkingsgroepen. Wij waren van Creoolse afkomst en waren wat vrijer dan andere bevolkingsgroepen. Ook omdat ik nog veel te jong was om aan de toekomst te denken, groeide ik heel vrij op. We zagen niet de problemen die er in de wereld waren. We leefden allemaal door elkaar en met elkaar. Wij woonden in een groot huis en hadden veel planten en vruchtenbomen in de tuin. Ook verbouwden we geneeskrachtige kruiden. Mijn ouders wisten welke kruiden ze konden gebruiken, bijvoorbeeld tegen buikpijn of hoofdpijn. Ze gingen niet vaak naar de dokter.’
Hoe was het om op te groeien in een kolonie?
‘Het was de beste tijd om op te groeien. Ik had geen verplichtingen. Mijn moeder kwam uit Suriname en mijn vader van Barbados, een Engelse kolonie. Ik sprak thuis met mijn vader Engels. Nederlands was de taal die je verder bracht in de maatschappij en Surinaams de straattaal. Ik sprak allebei. Suriname is een mooi land. Het is heel kleurrijk. Je mocht er alles, mits je je aan een paar basisregels hield. Mensen straalden vrijheid uit. Mijn vader was koetsier en mijn moeder was huisvrouw. Zij had geen tijd om te werken, want wij waren thuis met zijn vijftienen! Het was heel gezellig, hoor. Ik had veel vrienden uit alle bevolkingsgroepen. Daar waren we vrij in de zin van: we keken niet naar rijkdom. Hier in Nederland is het minder vrij dan in Suriname. Hier is het leven meer gericht op materiële dingen. Hier word je opgevoed om te werken en een beroep te vinden. Als kind zag ik het nut niet in van school, van een baan vinden. Maar dat kwam later goed. Ik ging in de binnenlanden werken als landmeter. Ik moest het land in kaart brengen en terrein klaar maken voor als er iets gebouwd ging worden, of voor bosontginning. Ik bracht in kaart hoe de waterloop was, van een kleine rivier naar een grote rivier.’
Waarom bent u naar Nederland gekomen?
‘Dat kwam door mijn militaire vrienden. Ik werkte bij de Koninklijke Marine. Zij hebben mij overgehaald om naar Nederland te komen. Ze zeiden dat ik dan mijn horizon kon verbreden, dat ik meer van de wereld kon zien dan alleen maar het kleine Suriname. We waren vrienden dus ik ging hen achterna. En ik bleef. Ik hoef niet terug naar Suriname. Ik voel mij niet alleen maar Nederlander, ik zie mijzelf als wereldburger. Ik kan overal wonen.’
Wilt u nog iets meegeven aan ons?
‘Het stoplicht is een van de mooiste uitvindingen, want het is ook hoe het leven is. Je hebt groen, dan mag je doorrijden. Je hebt rood, dan moet je stoppen. En bij oranje moet je zelf nadenken wat het risico is. We zijn allemaal gebonden aan oranje. Als je je aan die regels houdt dan kan ons niets overkomen. Oranje ben je zelf. Als ik door rood rij kan ik iemand anders schaden. Mijn vader was rood en had strenge regels. Ik wist met mijn vader waar ik aan toe was. Mijn moeder was groen en oranje. Mijn moeder was van: doe maar, maar let op.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.