‘In Nederland had ik niemand’
Justin, Tyrone, Jahzarra, Eliana vertellen het verhaal van Zorka Gostinirovit
Bosnië en HerzegovinaAmsterdam-Zuidoost
Mevrouw Zorka Gostinirovit is een lieve stoere vrouw uit Bosnië en Herzegovina. Ze is dol op kinderen en heeft voor Justin, Tyrone, Jahzarra en Eliana uit groep 7b van OBS Wereldwijs in Amsterdam-Zuidoost snoepjes uit Bosnië meegenomen.
Waar bent u geboren?
‘Ik ben geboren in Bosnië, voormalig Joeslavië. Bosnië ligt in de Balkan, richting Griekenland. Ik woonde in een dorpje met mijn moeder en vader, vier broertjes en zus. Ik was de oudste. We woonden op een boerderij met allemaal dieren. Koeien, kippen, kalkoenen. Mijn vader werkte altijd, hij was weinig thuis en heel streng. Vanaf 5 jaar moesten we al meehelpen met werken. Bijvoorbeeld de koe gras geven. Ik wilde altijd wel graag spelen met andere kinderen, maar dat mocht ik niet, want ik moest werken. In vakanties ook. Als alle kinderen gingen zwemmen in de rivier mocht ik dat niet, ik moest werken. Takjes zoeken in het bos en in stukjes hakken om op te stoken. Toen ik 7 jaar was, ging ik naar school. Die was vier kilometer verderop. Daar moesten we heen lopen, want er bestond geen openbaar vervoer.’
Wat was uw favoriete vak op school?
‘Ik was niet zo geïnteresseerd in school. Ik merkte dat rijke kinderen voorgetrokken werden en daar kon ik moeilijk tegen. Ik was vaak boos, omdat ik gepest werd. Maar dat liet ik niet toe, dus nam ik de pestkoppen onder handen. En dat vonden de meester en juf niet leuk.’
‘Op een gegeven moment gingen we verhuizen van het dorp naar de stad. Ineens woonden we in een huis op de zesde etage. Onze vader bedoelde het goed, want nu hoefden wij niet meer zo ver lopen naar school. Maar ja, als je het buitenleven in een dorp gewend bent, met de natuur om je heen, dan is het leven in de stad niet leuk. Vaak kreeg ik straf van mijn vader en dan mocht ik niet naar buiten. Het voelde als een gevangenis. Dat heb ik van 1966 tot 1969 volhouden. Ik was best goed op school. Ik kon goed leren. Maar omdat ik ook hier gepest werd, vond ik het niet leuk. Ik maakte ook veel ruzie met mijn vader. Ik had een grote mond. Maar daardoor kreeg ik ook heel veel klappen van hem. Ik werd elke dag geslagen. Na twee jaar zei ik tegen mijn vader: ‘Ik wil niet meer naar school. Ik stop ermee. Jij kan mij doodmaken nu maar ik ga niet terug’. Ik was 14 jaar. Toen ben ik met mijn broertje terug naar het dorp gegaan en ben bij mijn oma gaan wonen. Daar heb ik gewerkt.’
Wanneer bent u weggegaan?
‘Toen ik 19 jaar was, heb ik me ingeschreven bij het arbeidsbureau. Ik wilde in het buitenland werken, het liefst in Duitsland, omdat veel van mijn familie daar was. Maar ze boden me een baan aan in Nederland en die heb ik aangenomen. Ze zeiden: ‘Het is een land van bloemen.’ Ik dacht alleen maar: ‘Het kan me niet schelen, als ik maar weg ben van huis.’ Het arbeidsbureau regelde alles, de vliegreis, het verblijf in een pension. Dat is allemaal netjes gedaan. In Nederland had ik niemand, ik was helemaal alleen.’
Hoe lang duurde het om Nederlands te leren?
‘Dat duurde vier jaar. Ik heb alles geleerd via de televisie. Er waren toen maar twee zenders; Nederland 1 en Nederland 2. Meer was er niet. Ik woonde in een pension met dertig andere meiden, die in de fabriek werkten. Die andere meiden gingen ieder weekend uit. Maar ik niet. Ik wilde mijn geld niet opmaken. Dus ik keek televisie en elke woord probeerde ik te onthouden en als ik het niet wist dan vroeg ik het op mijn werk aan collega’s.’
Wat vond u het moeilijkst toen u in Nederland kwam?
‘Dat ik niet kon praten met Nederlandse mensen. Ik wilde dat wel graag, want ik hou van praten, maar ik kende de taal niet. Er waren wel veel Joegoslavische meiden, maar ik wilde niet zoveel met hen praten. Ze zeiden maar wat en lachten je uit. Toen ik zag dat ze een vrouw pestten, die een kromme rug had, vond ik dat niet leuk. Ik vroeg ze om ermee te stoppen. Dat deden ze niet. Toen heb ik een paar van die meiden geslagen. Echt waar. Ik zei: ‘Als je dat nog een keer doet dan is het klaar’. Later werd ik verliefd op mijn man. Hij was een Nederlandse buschauffeur. We trouwden en kregen twee dochters.’
Waar voelt u zich thuis?
‘Dat is een moeilijke vraag. In Nederland vind ik het leuk. Ik heb hier alles. Mijn Kinderen zijn hier, mijn kleinkinderen ook. Dat is het belangrijkste. En ik heb goede zorg hier in Nederland. Daar heb ik niks. Alleen een huis. En dat huis kost veel geld. Ik ga daar wel iedere vakantie heen. Wel drie keer per jaar. Zes weken lang.’
Heb je een vraag aan ons? Wilt u meedoen als verteller, als basisschool, of een bijdrage leveren door een interview te begeleiden? Neem contact op, we helpen graag verder.